De landbouwsector kwam vorige week massaal op straat, met een aantal zeer terechte bekommernissen. Na decennia van gebrekkig beleid dat onze landbouw in een doodlopend straatje heeft geduwd, legden boeren uit verschillende hoeken hun grieven op tafel. Onze regeringen beloofden die de komende dagen aan te pakken in overleg met de sector. Maar waar het debat vorige week nog breed en gelaagd gevoerd werd, nam stemmingmakerij en electoraal gewin al snel de overhand. Vooral de poging van met name CD&V en Open VLD om een complexe problematiek te verengen tot een simplistische discussie over oppervlakte, natuur en bos daarin als schijnvijanden van de landbouw op te voeren, en zo de systemische problemen te ontlopen, is politiek onwaardig. Bos- en natuuruitbreiding als grote bedreiging van het landbouwgebied valt als fake news gelukkig vrij makkelijk te doorprikken. Maar de keuze voor deze onnodige polarisatie waar (bijna) niemand bij wint, in combinatie met gespierd protest en vroege verkiezingskoorts, is bijzonder verontrustend. Want het vals vijandbeeld echoot verder op het terrein en in de onderhandelingskamer, waar natuur van de ene dag op de andere het ondergeschoven kind dreigt worden.
Natuur is niet het probleem, natuur is de oplossing. Haar maatschappelijk belang is gigantisch en ontegensprekelijk. Het is aan alle partijen om hier lucide mee om te gaan en zich niet te laten verleiden tot paniekvoetbal dat een kwarteeuw aan broodnodig natuur- en milieubeleid dreigt te ontmantelen, maar wel een sereen debat te bewaken over de toekomst van onze landbouw en bij uitbreiding ons hele buitengebied. Een debat dat bovendien niet gevoerd mag worden achter gesloten deuren en met een éénzijdige bezetting van de onderhandelingstafel waarin vooral de agro-industrie en haar economische belangen vertegenwoordigd zijn, maar wel in een democratisch gesprek met onze brede en diverse landbouwsector én de milieu- en natuursector.
Het waren bevoegd minister Jo Brouns en zijn partij CD&V – niet toevallig al vele jaren bevoegd voor het landbouwbeleid – die in Vlaanderen het vuur aan de lont staken. Eerst werden Europa en de Green Deal kop van jut, later ook natuur- en bosontwikkeling en zelfs recreatie (in landbouwgebied). Zo stelt CD&V dat er in het landbouwgebied geen plaats meer zou zijn voor natuur en recreatie en dat er niet meer publiek mag geïnvesteerd worden in de aankoop van landbouwgronden, met een rechtstreekse uithaal naar Natuurpunt als kers op de taart. In plaats van te focussen op de kern van het probleemOnze analyses van het natuurbeleid vaker lezen? Je kan via deze link inschrijven op onze beleidsnieuwsbrief. – een waardig inkomen voor de landbouwer en een toekomstbestendig model – tracht de partij zo vooral haar eigen torenhoge verantwoordelijkheid en die van de agro-industriële lobby waar ze mee verweven is, van zich af te schuiven.
Landbouw én natuur
Een even absurde als gevaarlijke bliksemafleider, want in een serieus debat over de open ruimte is het nooit landbouw óf natuur. Verweving van landbouw én natuur garandeert net broodnodige buffers en biodiversiteit die onze teelten in een duurzamer landbouwmodel zullen beschermen en versterken. Niemand stelt de overwegend agrarische structuur van het Vlaamse buitengebied in vraag, maar in dat landbouwlandschap is er wel degelijk nood aan (meer) bos en natuur, meer bomen, houtkanten, bufferstroken en andere natuurlijke landschapselementen. Samen vervullen ze immers cruciale maatschappelijke én landbouwkundige diensten. Ze verhogen de veerkracht tegenover steeds meer en steeds langere periodes van droogte of extreme neerslag, staan in voor waterzuivering en wateropslag in het landschap, capteren koolstof, herbergen bestuivers en natuurlijke vijanden van landbouwplagen, dragen bij aan de bodemvruchtbaarheid, bufferen erosie, en bieden beschutting aan vee tijdens de steeds vaker voorkomende hittegolven. Bovendien zijn ze onmisbaar voor een aantrekkelijk en gastvrij landbouwlandschap, waarin duurzame en korte keten-landbouwsystemen kunnen floreren.
De keuze van Europa om een ambitieuzere pesticiden wetgeving, en eerder al de zogenaamde ‘4%-regel’ op te schorten als zoenoffer aan de protesterende boeren, is dan ook een spijtige zaak. De 4%-regel die landbouwers vraagt om minimaal 4% van hun areaal buiten productie te houden, is geen pestbeleid maar een van de voorwaarden voor een landbouwgebied met toekomst. Want net in die marges ontstaan kansen voor broodnodige biodiversiteit. Heel wat landbouwers die meer kleinschalig, agro-ecologisch en/of biologisch bezig zijn, voldoen vandaag trouwens al aan die voorwaarde en tonen de voordelen ervan in de praktijk. Niet toevallig vallen die voorbeelden veelal buiten de klassieke agro-industrie, waar de financiële druk zo hoog is dat elke vierkante meter telt.
Toegang tot grond
Toch klopt het dat toegang tot grond voor (in de eerste plaats jonge en startende) landbouwers een pijnpunt is, en die verzuchting staat dus niet voor niets centraal in het huidige debat. Maar wie het voorstelt alsof de momenteel erg bescheiden bosuitbreiding en natuurontwikkeling de toekomst van (jonge) landbouwers hypothekeren, doet de waarheid geweld aan. Het is een gevaarlijk misverstand dat voortbouwt op het valse vijandbeeld dat sommigen – die beter zouden moeten weten – maar blijven propageren.
De cijfers spreken de beweringen van Brouns en Mahdi ook tegen. Zowel het landbouwareaal (ca. 620.000 hectare of 46% van Vlaanderen) als de bosoppervlakte (ca. 140.000 hectare bos of 10% van Vlaanderen) bleven het voorbije decennium quasi gelijk. Na 4 jaar hard werken aan bosuitbreiding, kwam er tot nog toe een kleine 1400 hectare bij. De oppervlakte onder natuurbeheer (ca. 106.000 hectare of amper 8%) is gestegen, maar de impact daarvan op de voor landbouw bestemde gebieden is zo goed als verwaarloosbaar (1,8% van het landbouwgebied). Vlaanderen bengelt qua bos en natuur aan de staart van het Europese peloton. Het is absurd om te stellen dat bos- en natuuruitbreiding een wezenlijke bedreiging vormen voor de landbouwsector, laat staan voor onze voedselzekerheid.
Andere dynamieken (vertuining, verharding, verpaarding) vormen voor landbouw én natuur een veel grotere, en gedeelde bedreiging. Het zijn fenomenen die rechtstreeks voortkomen uit decennia van laks openruimtebeleid, waar laissez-faire, uitzonderingen en achterpoortjes de omzetting van landbouwgrond naar andere functies al jarenlang blind tolereren. Voor de inname van landbouwgrond door hobbydieren heb je – in tegenstelling tot bij een bebossing – geen enkele vergunning nodig. Cijfers over verpaarding zijn dan ook erg beperkt, bij gebrek aan monitoring en regelgevend kader. Maar naar schatting ging het in 2017 al over 105.000 hectare , met een stijging van zowat 35.000 hectare in nog geen 10 jaar tijd. Hadden we aan datzelfde tempo nieuwe bossen gerealiseerd, dan waren de bosuitbreidingsdoelen meer dan drievoudig behaald.
De grondpositie van startende landbouwers is ook verweven met de tendens naar schaalvergroting. Zo evolueerde de landbouw in Vlaanderen de voorbije decennia naar steeds minder bedrijven, maar met een steeds grotere gemiddelde oppervlakte. Bij een constant areaal blijft er voor starters dus weinig over. Dat bewijzen ook de cijfers over de invulling van vrijgekomen hoeves. Amper 10% gaat opnieuw naar landbouwers, het leeuwendeel wordt– al dan niet na een zonevreemde functiewijziging – verkocht als woning (40%, vaak met tuin en hobbydieren) of niet-agrarisch bedrijf (20%). Jarenlang ruimtelijk wanbeleid heeft een systeem gebaard waarin de startende boer zich weggeconcurreerd ziet door veel kapitaalkrachtigere partijen. Deze private aankopen drijven bovendien de grondprijzen in veel grotere mate op dan investeringen van natuurorganisaties of overheden. Opvallend genoeg oogsten deze fenomenen vanuit de landbouwsector zelf weinig kritiek omdat het vandaag een pensioenmodel biedt aan uitdovende boeren.
En zo zet de inname van open ruimte zich aan een verontrustend tempo verder. Dagelijks verdwijnt nog 3,8 hectare open ruimte; ruim de helft van dat ruimtebeslag vindt plaats in het agrarisch gebied terecht; amper 22% ervan is gelinkt aan agrarische activiteiten. De rest gaat op aan woningen, tuinen, andere bedrijven, diensten, transportinfrastructuur en recreatie. Intussen groeit de mismatch tussen bestemde landbouwgrond en effectief landbouwgebruik spectaculair. Volgens onderzoek van het ILVO werd in de provincie Antwerpen in 2017 zo’n 30% van het bestemde landbouwgebied niet voor professionele landbouw gebruikt. Vandaag zou dat aandeel al gestegen zijn tot zo’n 40%! In andere West-Europese landen wordt het platteland streng beschermd maar in het kleine Vlaanderen lijkt het alsof we een oneindige open ruimte hebben die we onbezorgd mogen verkwanselen.
Wie heeft recht op welke grond? Dat is een delicate vraag, maar sommige antwoorden hoeven dat niet te zijn. Primeert te allen tijde het eigendomsrecht van de meestbiedende? Hebben paarden, pony’s en alpaca’s voor privé-plezier voorrang op voedselproductie en biodiversiteit? Zijn bouwprojecten of tuinhuizen belangrijker dan bos? Natuur én landbouw zitten vandaag totaal in de verdrukking. Tijd om het geweer van schouder te veranderen dus, en een sterker openruimtebeleid te voeren waar zowel landbouw als natuur beter van worden. Hoe een sterker openruimtebeleid er kan uitzien? Daarvoor geven we een heel aantal suggesties in ons verkiezingsmemorandum (p.20-22)
Stemmingmakerij
Directe concurrentie voor landbouwgrond is bovendien niet de enige ‘bedreiging’ waarover veel mist gespuid wordt. Landbouwers en belangenorganisaties halen ook de angst aan dat nieuw bos of natuur in landbouwgebied een claim zou leggen op de brede omgeving, omwille van striktere regelgeving of voorkooprechten op aangrenzende percelen. Het is een hardnekkig gerucht dat binnen de sector al meer dan twintig jaar actief opgestookt wordt en dat veel onrust veroorzaakt. Nochtans is het gestoeld op op stemmingmakerij, niet op reëel beleid. Zo daagde afgelopen weekend een stoet tractoren op bij de aanplant van amper 0,3 hectare nieuw bos op landbouwgrond in Alken dat BOS+ er samen met de gemeente en een aantal omwonenden wilde aanleggen. Een zeer bescheiden bosuitbreidingsactie in een nota bene erg bosarme gemeente. De aanwezige landbouwers deelden er hun bezorgdheden over hun toekomstig voortbestaan, verwijzend naar onder andere een recente wijziging in de pachtwetgeving en de verplichte bufferzones voor pesticiden en bemesting rond strikt beschermde natuur. Het argument dat die regelgevingen bij de aanleg van een nieuw bosje niet zomaar gelden (bosuitbreiding staat immers niet gelijk aan Europees beschermde natuur) of dat een leefbaarheidstoets in de nieuwe pachtregeling ten allen tijde als scheidsrechter optreedt en de noden van landbouwers bewaakt, wordt door tractorgebrul makkelijk overstemd. Het is overigens niet de eerste keer dat tractoren op bosplantacties opduiken, en ook in de gesprekken rond de nationale en parken en landschapsparken hebben landbouwers dit drukkingsmiddel dankbaar ingezet. Maar het dreigt zeker niet de laatste keer te worden.
De opportunistische poging van CD&V, Boerenbond en consorten om een rem te zetten op de broodnodige uitbreiding van bos en natuur, is een kortzichtig en ineffectief antwoord op de uitdagingen waar we voor staan. Maar ze miskent ook beslist beleid. Zo gaat het blokkeren van de inspanningen voor meer natuur en bos regelrecht in tegen de bindende akkoorden van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, tot nader order nog steeds het fundament waar onze Vlaamse ruimteboekhouding zich aan dient te houden. Een kwarteeuw geleden spraken alle betrokken sectoren, maar landbouw en natuur in het bijzonder, af om in Vlaanderen te evolueren naar meer bestemde natuur- en bosgebieden en minder bestemde landbouwgrond. Een groot deel van die afspraken zijn tot op vandaag niet ingelost.
Moeten we plaats blijven maken voor bos- en natuuruitbreiding op het Vlaamse platteland? De vraag stellen is ze beantwoorden. Het is niet alleen aanvaardbaar maar ook broodnodig. Landbouw en natuur gaan hand in hand, mits – zoals in elk goed huwelijk – respect voor elkaars noden.
Meer boeren, minder vee
Toegang tot grond voor de landbouwsector gaat over de hoeveelheid beschikbare ruimte, maar ook over hoe die ruimte wordt gebruikt. Ruwweg drie vierde van het effectieve landbouwareaal in Vlaanderen wordt gebruikt voor de productie van veevoeder. Een deel daarvan in de vorm van graslanden, op grond die minder geschikt is voor akkerbouw, maar een groot aandeel van die voederproductie neemt plaats in die anders zou kunnen worden gebruikt voor de productie van plantaardig voedsel voor menselijke consumptie.
311.839.765 stuks vee en gevogelte. Dat is het hallucinante aantal boerderijdieren dat volgens Statbel in 2023 in ons land opgekweekt en geslacht werd. Zoveel dat bovenop het merendeel van de landbouwgrond binnen onze grenzen, er ook nog nood is aan een gigantische import van veevoer uit verre buitenlanden. Het omzetten van natuur in landbouwgrond voor graasland en voor de productie van veevoer is wereldwijd de grootste rechtstreekse oorzaak van ontbossing en natuurvernietiging. Maar al te vaak worden inheemse en lokale gemeenschappen ver van hier geïntimideerd, bedreigd, uit hun leefgebied verdreven of zelfs vermoord door de trawanten van die enorme honger naar grond voor vee(voeder). Met onze vleesproductie en -consumptie dragen we hier aan bij. En met het geïmporteerde veevoeder importeren we ook stikstof, wat in belangrijke mate bijdraagt aan het gigantische mestprobleem waar we al decennialang geen uitweg uit vinden.
Alle inspanningen om onze vleesproductie efficiënter te maken ten spijt, blijft de vaststelling onweerlegbaar: voor de productie van dierlijke eiwitten is veel meer ruimte nodig dan voor plantaardige alternatieven. Door in Vlaanderen de veeteelt los te koppelen van de grondbehoefte om die dieren te voederen, hebben we onszelf opgezadeld met een reusachtig mestprobleem én exporteren we onze gigantische ecologische voetafdruk naar verre oorden wereldwijd. Voedselzekerheid wordt steevast ingezet als argument tegen ruimte voor natuur, maar houdt geen steek: onze vleesconsumptie kan stevig naar omlaag, waardoor landbouwgrond zou vrijkomen voor een gezond en meer plantaardig voedingspatroon en waardoor boeren en natuurbeheerders meer oppervlakte zouden kunnen inzetten voor natuurbehoud en -versterking. Die noodzakelijke transitie moet uiteraard op een sociaal-rechtvaardige manier gebeuren, met voldoende ondersteuning voor landbouwers en andere spelers in de keten.
Systeemfouten
De echte landbouwmalaise situeert zich natuurlijk veel breder dan de kwestie van beschikbare ruimte. Het gaat over een businessmodel dat heel wat familiale landbouwbedrijven langzaam doodknijpt, over permissieve regelgeving die de milieu-impact van overmatig pesticidegebruik en stikstofuitstoot afwentelt op de maatschappij en de toekomstige generaties, over een biodiversiteits- en klimaatcrisis waar landbouw en natuur de eerste slachtoffers van zijn. Het gaat over de wenselijkheid van elk jaar meer dan 300 miljoen dieren opkweken en slachten in ons land, en over de vraag of we vrede nemen met de enorme milieuproblemen die een dergelijk model veroorzaakt.
Door decennialang de echte uitdagingen voor de steeds diepere landbouwmalaise te miskennen en de oplossingen ervoor – want ja, die zijn er – actief te blokkeren, hebben CD&V en de landbouworganisatie waar ze haar lot zo hard aan verbonden heeft, zelf de noodzakelijke transitie verhinderd. Dat kan op korte termijn interessant lijken en bepaalde financiële belangen veilig stellen, op de langere termijn zorgt het voor een versleten status quo dat onder toenemende spanning komt met evoluerende maatschappelijke noden en uiteindelijk ten onder zal gaan aan zijn eigen contradicties. Vandaag zijn het dan ook vooral de landbouwers zelf die het grootste slachtoffer zijn van dat model.
De boodschap tijdens de protesten was luid en duidelijk: het huidige landbouwmodel doet boeren tekort. Zij worden gedwongen om veel te grote risico’s te nemen tegen een veel te lage prijs en voor veel te kleine winstmarges. Boeren zijn het fundament van onze voedselketen, maar hebben een veel kleinere machtspositie dan de agro-industrie en de supermarkten. Ze zitten in de hoek waar de klappen vallen, door prijsschommelingen en een klimaatcrisis die zich steeds sterker laat voelen. Je hoeft echt niet ver te zoeken om het probleem van het gebrek aan opvolging in landbouwbedrijven te verklaren. De zichtbare miserie van heel wat boeren en hun authentieke woede daarover, verklaart waarschijnlijk ook waarom er zoveel begrip was voor hun toch wel forse protestacties. Het is dan ook onbegrijpelijk dat we er niet in slagen om beleid te maken dat een eerbaar inkomen garandeert voor een zo strategische sector als voedingsproductie.
Boeren met toekomst
Al even onbegrijpelijk is echter dat we er niet in slagen om die landbouwsector niet alleen duurzaam te financieren, maar hem ook ingrijpend te verduurzamen. Samenwerking tussen de natuur- en landbouwsector zijn perfect mogelijk en wederzijds nuttig. BOS+ bewijst, samen met landbouwbedrijven en landbouworganisaties, elke dag dat het kan. Met projecten rond agroforestry (boslandbouw) en beschutting van vee door middel van slimme beplantingen onderzoeken en optimaliseren we de wisselwerking tussen bomen en landbouwpraktijken. Op internationaal vlak voeren we het pleidooi voor wetgeving die strenge milieueisen stelt aan geïmporteerde landbouwproducten. We gaan het gesprek aan met voedingsbedrijven en retailers om ervoor te zorgen dat de producten in onze winkelrekken niet enkel ontbossingsvrij zijn, maar dat ook de boeren er een waardig inkomen uit kunnen halen.
In onze samenwerking met boeren in boslandschappen in het globale zuiden zien we overigens ook sterke parallellen met de verzuchtingen van hier. Dat overtuigt ons des te meer van de nood aan systeemverandering.
Voorbij de hetze
Er is nood aan een totale omslag van het systeem, met oog voor grondgebondenheid, kwaliteitsproducten, een lager aandeel vlees, lokale afzet, verduurzaming en ruimte voor natuur. Het Vlaanderen van de toekomst is er één waar we erin slagen om ons buitengebied beter te beschermen en er voorrang te geven aan twee hoofdfuncties: landbouw en natuur. Landbouw speelt in dat Vlaamse landschap van de toekomst dus zeker een prominente rol, maar met meer oog voor verduurzaming, en meer ruimte voor bos en natuur. Robuuste natuurgebieden liggen verspreid in die agrarische matrix, die bovendien sterk dooraderd wordt door natuurelementen waarbinnen duurzame landbouwpraktijken kwaliteitsvolle voedingsproducten én een eerbaar inkomen voor de boeren opleveren. Pas wanneer de landbouwer voldoende financiële marge krijgt, ontstaat ook de ruimtelijke marge om te werken aan andere diensten.
Het is nu aan onze beleidsmakers, zowel op het bovenlokale niveau als bij de lokale besturen, aan administraties en andere betrokken actoren om evenwichtig en lucide met deze kwestie om te gaan. Onze familiale landbouwbedrijven verdienen een toekomst, maar dit kan en mag niet gebeuren door ons moeizaam verkregen natuur- en milieubeleid te torpederen. Polarisering kunnen we daarbij missen als kiespijn. Wie zich blijft bedienen van valse vijandbeelden verhindert de constructieve discussie die nodig zal zijn om de echte uitdaging waar te maken: een systeemverandering naar een ecologisch en economisch duurzaam landbouwmodel in Vlaanderen.
Het is tijd om dat moeilijke gesprek aan te gaan, met álle stakeholders maar ook met de verdomde plicht van iedereen om tot echte oplossingen te komen voor zowel onze landbouw, onze biodiversiteit als onze open ruimte.