Houtproductie is vandaag de dag geen prioriteit meer in veel bossen. Hout is echter een zeer duurzame grondstof die cruciaal zal zijn in de toekomst. Willen we hout produceren, dan moet dit op een duurzame manier gebeuren. Bij BOS+ dragen we de Pro Silva principes uit die pleiten voor een natuurgetrouw bosbeheer, waar houtproductie samengaat met ecologische en sociale waarden van het bos.
Met 40% van het Vlaamse bosareaal in privébezit, vormen privé-eigenaars en beheerders een heel belangrijke doelgroep om warm te maken voor duurzame houtproductie in hun bossen. Een deel van de privé-eigenaars wenst niet langer hout te halen uit hun bossen. Een ander deel wenst een zo hoog mogelijke inkomst te halen uit het hout om andere beheeractiviteiten te kunnen financieren. Waar het hout naartoe gaat of hoe het wordt geoogst, zijn daarbij geen prioriteiten. Kortom, bij privé-eigenaars heersen een hele hoop drempels om aan duurzame houtproductie te doen die toch enigszins verschillen van publieke bossen.
BOS+ organiseerde daarom, in samenwerking met de Bosgroep Vlaams-Brabant, een excursie op 5 juni 2023 in het Brionbos te Diest. Deze excursie werd geleid door Kristof Van Eyken, Bosconsulent Regio Noord-Hageland van de Bosgroep Vlaams-Brabant.
Het Brionbos is een privé-bos van ongeveer 18 ha, gelegen aan de rand van het Kempisch plateau. Dit plateau wordt ook wel benoemd als de Zuiderkempen. Het bos strekt zich uit overheen de Eikelenberg, en grenst aan het landschappelijk geheel Asdonk, Grote beek en Kleine beek. Het Zuiden van het gebied wordt gekarakteriseerd door een reeks van geïsoleerde heuvels, waar de Eikelenberg één van is. Deze heuvels zijn Diestiaanheuvels, die voornamelijk bestaan uit ijzerzandsteen. Dit was een belangrijke grondstof voor de bouw van steden in de 10e –11e eeuw. Oude archiefstukken wijzen dan ook op aanwezigheid van steengroeves tussen de 14e en 18e eeuw. Later werden er in het gebied ook leemkuilen gegraven. Het leem werd gebruikt voor de constructie van vakwerkhuizen en voor het bakken van potten.
Ten noorden van de Eikelenberg liggen landduinen. Deze duinen ontstonden uit voormalige heidevelden die door een intensief graasbeheer omvormden tot duinen. De vegetatie hield de ondergrond niet langer vast en deze begon lokaal te verstuiven in duinen.
Het Brionbos kent historisch twee delen. Op het eerste deel was al heide en bos aanwezig sinds 1777. Het tweede deel is ontstaan in 1940 door de aanplant van Corsicaanse den en fijnspar. Op de habitatkaart stellen we vast dat het gebied voornamelijk bestaat uit habitattype 9190 (Oude Eiken-Berkenbossen op zeer voedselarm zand).
Stop 1: Amerikaanse eik in de bovenetage
Bij de aanvang van de excursie stoppen we bij een bestand dat voornamelijk wordt gedomineerd door Amerikaanse eik, zowel in boven- als nevenetage. Naast de Amerikaanse eik is er een aanwezigheid van inheems naald- en loofhout, zoals tamme kastanje, ruwe berk, grove den, en inlandse eik. We zien een bestand dat gedund werd in 2020. Destijds is er 661 m3 geoogst met een prijs van 18 euro/m3. Bij deze dunning werd 20-30% van het totale loofhout geoogst, aanvullend met een eindkap op fijnspar en Robinia. De vermarkting verliep voornamelijk via export naar China, brandhout en OSB (Oriented Strand Board).
Het ramen van het bos werd uitgevoerd door de Bosgroep. Nadat de prijs werd vastgelegd, kon er geboden worden door potentiële kopers, gevolgd door een overleg met de eigenaar. De relatieve lage prijs is te verklaren door de economische toestand van 2020: er was een overaanbod aan fijnspar, wat een negatieve invloed had op de prijs.
Doorgaans krijgt de beste bieder het lot, er werden geen andere criteria dan prijs gehanteerd bij de verkoop. Exploitatievoorwaarden zijn er wel en worden gecommuniceerd in het bestek. De meest gebruikelijke zijn:
- Enkel beheerwerken tijdens een droge periode
- Gebruik van uitsleeppistes
- Schade voorkomen en bij optreden herstellen
- Aandacht voor bijzondere elementen
Om overexploitatie te verhinderen worden alle bomen op voorhand gehamerd, de loten worden opgevolgd en er is ook een vertrouwensband met de houtexploitant.
Toekomstvisie
Het volgende discussiepunt was de toekomstvisie van het huidige bestand. Er is voorlopig geen natuurbeheerplan voor het gebied. De beheerder plant om nog te dunnen om meer ruimte te creëren. Mogelijks krijgt de Amerikaanse eik hierdoor meer ruimte in de nevenetage als verjonging.
Figuur 1 Dominerende Amerikaanse eik. © BOS+.
Pro Silva insteek
Vanuit Pro Silva is het van belang om natuurlijke verjonging te promoten. Veel inzetten op natuurlijke verjonging is hier de boodschap, met ruimte om te sturen waar mogelijk. Bovendien worden exoten binnen Pro Silva gedoogd, indien ze worden toegepast vanuit een economisch oogpunt en ze de inheemse menging niet in gedrang brengen. Naar klimaatverandering toe is Amerikaanse eik een soort die beter tegen droogtes kan dan de inheemse eiken.
Er is veel Amerikaanse eik in de ondergroei, deze soort domineert in de natuurlijke verjonging. Dit maakt het moeilijk om via natuurlijke verjonging tot een divers bos te komen. Een van de suggesties is om de kroonlaag open te kappen, en daarna alles te frezen. Dat zou in gaan tegen de Pro Silva principes, aangezien we de bodem net zo veel mogelijk willen beschermen. Bovendien botst het openkappen van het kronendak over dergelijke oppervlaktes met de doelstelling om het bosmicroklimaat zo veel mogelijk te behouden, zeker in het licht van de klimaatverandering. Een andere aanpak die werd gesuggereerd is puntsgewijze verjonging met behulp van kloempen. Uit de discussie volgt dat dat de meest uitdagend optie is. Uit ervaring blijkt dat het werken met kloempen in een Amerikaanse eik gedomineerde bestand een van de moeilijkste combinaties is. Amerikaanse eik overwoekert de kloempen al gauw, het vraagt enorm veel energie en tijd om de kloempen vrij te houden van Amerikaanse eik. De aanwezigen van de Bosgroepen geven aan dat het niet eenvoudig is om elke boseigenaar van deze ingreep te overtuigen, want niet elke boseigenaar is even happig op kostelijke ingrepen voor het opkrikken van ecologische waarden.
Om de kosten op te vangen wordt er gesuggereerd om inkomsten uit andere kanalen te zoeken, buiten houtopbrengst. Er kan gewerkt worden met steun vanuit de overheid, door middel van subsidies, maar daarbij worden eisen gesteld en ook dat is niet eenvoudig om eigenaars van te overtuigen. Om de inheemse soorten op te waarden, wordt er gesuggereerd om te werken met eilanden van inheemse soorten, deze kunnen versterkt worden en nadien uitgebreid overheen het bos. De conclusie is hier dat Amerikaanse eik moeilijk is om te vormen naar een meer inheemse mix, er moet verder gezocht worden naar een kostenefficiënte oplossing.
Stop 2: Een menging van allerlei aard
We komen aan in een relatief jong bestand. In de jaren 50 was dit nog een dennenbestand met bosbes als ondergroei. Nadien werd er in 2006 een eindkap uitgevoerd op den. Als verjonging werd er geopteerd op de aanwezige soorten voor natuurlijke verjonging, momenteel is het een opslag van allerlei aard. Op de habitatkaart zou dit bestand voor 30% uit droge heide moeten bestaan, maar de beheerder geeft aan dat dit in realiteit niet het geval is.
Berk als kwaliteitshout
Eén van de potentiële kwaliteitsboomsoorten is hier berk. Maar om het potentieel van deze soort te benutten moet men er als beheerder snel bij zijn. De meest kwalitatieve exemplaren zullen 360 graden rondom moeten vrijgesteld worden om kwaliteit te bekomen. Hoge kwaliteit berk kan onder andere een toepassing kennen als fineerhout. In dit bestand is brandhout momenteel het doel. Hierop volgde de vraag waarom er niet ingezet wordt op een betere kwaliteit. In eerste fases kan er nog brandhout geoogst worden, maar als einddoel kan je wel eindigen met hoogkwalitatief berk. Brandhout kan dan dienen als tussenopbrengst. In het ideale geval wordt er altijd hogere kwaliteit nagestreefd als er een economische pijler aanwezig is in het beheer. Vrijstellen en ringen vraagt echter een budget en kan geraamd worden op €500/ha.
Er kan ook op andere afzetmarkten ingezet worden indien men het hout hoogwaardig wil toepassen. Nieuwe markten zoals gebruik voor textiel of voor de oogst van paddenstoelen zijn daarbij te verkennen.
Amerikaanse vogelkers
Aansluitend op de bespreking van de aanwezige soorten werd ook de aanwezige Amerikaanse vogelkers besproken. Amerikaanse vogelkers heeft namelijk ook positieve kenmerken zoals het verbeteren van de standplaatsconditie en kan ook kwaliteitshout opleveren. Het huidige bestand was al in een meer dichte fase en verdere uitbreiding van Amerikaanse vogelkers leek niet aan de bezig.
Stop 3: Robinia als natuurlijke verjonging
We komen aan bij een verjonging van Robinia. Na de eindkap leek de dominante verjonging van Robinia problematisch te zijn. Ondertussen is echter gebleken dat de Robinia’s naar de buitenrand werden gedrongen door lichtgebrek. De huidige verjonging zal dus door successie en kleine kwaliteitsingrepen verdwijnen. Robinia is op zich ook geen oninteressante soort. Het is een goede plant voor bestuivers, een interessante habitatboom, helpt aan erosiepreventie en heeft een goede houtkwaliteit.
Om Robinia te beheren met kwaliteitshout als doel moet men deze vrijstellen in de beginfase. Robinia is een soort die namelijk zeer veel licht vraagt. Zelfs meer als berk.
Stop 4: Noodgedwongen bosomvorming
Op stop vier werd fijnspar gekapt wegens aantasting door de letterzetter, samen met 80% van de berk. Het resultaat is een zeer ijl bestand met slechts enkele overstaanders van berk. De eigenaar vertrouwt hier op natuurlijke verjonging. Men verwacht een diverse, spontane verjonging, na misschien een tussenfase van heide.
De vraag werd gesteld waarom berk zo intens gedund werd. De berken werden mee gekapt om de kap economisch interessanter te maken. De overstaanders die overblijven zijn lange staken met een kleine kruin en lijken weinig stabiel. Deze werden behouden om toch nog wat van het bosbeeld over te houden en de natuurlijke verjonging van berk te stimuleren.
© BOS+
Afzet
Bij de sanitaire kap van fijnspar werd 110 m3 geoogst en verkocht aan een prijs van 44 euro/m3. Het hout werd te koop aangeboden via een houtverkoop, georganiseerd door de Bosgroep. Na navraag bleek dat het hout vooral benut werd als houtvezels, maar het kende daarnaast ook de toepassing voor houtkrullen, kisthout, OSB en brandhout met verschillende afnemers uit zowel Nederland als België. De Bosgroep vraagt deze informatie niet standaard aan de afnemer, maar deed dit wel ter gelegenheid van deze excursie. De markt staat echter niet steeds open om deze informatie te delen.
Het liefst van al zien we kwaliteitshout naar een hoogwaardige toepassing gaan bij een lokale afnemer, maar dat is zelden het geval. Het gebrek aan een rendabele lokale markt in combinatie met kleine volumes liggen hier onder andere aan de basis.
Gegroepeerde houtverkoop, waarbij je verschillende percelen bundelt in loten, biedt daarbij enige voordelen. Bij de samenstelling van de loten is de vraag dan weer hoe je ze clustert. Je kan partijen bijvoorbeeld clusteren per kwaliteit, per soort of per regio. Vaak is dit ook afhankelijk van de vraag van lokale houtzagerijen. Die kopen vaak via exploitanten, maar die hebben telkens een bepaald volume nodig om rendabel te kunnen werken.
Het kennen van lokale afnemers en hun noden helpt hier al heel veel. Het is echter niet evident voor een privé-eigenaar of bosgroep om deze contacten goed en regelmatig te onderhouden.
Stop 5: Een Corsicaans dennenbestand met potentie voor een gevarieerde structuur?
Het bestand van stop 5 is een gevestigd bestand van Corsicaanse den. Dit bestand heeft momenteel een vrij monotone structuur: het kroondak bestaat uit gelijkjarig hooghout, met weinig bomen in de neven- en onderetage en in de verjonging zit weinig diversiteit. In het huidige beheer wordt er systematisch dunningen uitgevoerd van 33% op Corsicaanse den. In het gebied is zwarte specht aanwezig. Het is daarom aangewezen om dikke bomen te behouden en habitatbomen aan te duiden.
Stop 6: Het potentieel van natuurlijke verjonging
Voor de laatste stop komen we aan in een voormalige kaalkap van grove den uit het jaar 2000. Het bestand heeft zich sindsdien spontaan kunnen ontwikkelen. Dit heeft geleid tot een heel mooi en divers resultaat; De voornaamste soorten in dit bestand zijn: sporkehout, berk, heide, zomereik, hazelaar, Amerikaanse vogelkers en grove den. De beheerder wil liever nog even wachten met de eerste beheeringrepen uit economische overwegingen.
Er wordt opgemerkt dat de heide op deze plek aan het verdwijnen is door deze spontane ontwikkeling. Dit is echter een beheerkeuze van de eigenaar. In de omgeving zijn ook al grote oppervlaktes heide aanwezig.
Met dank aan
Deze excursie werd georganiseerd in kader van het project rond Duurzame Houtconsumptie dat BOS+ trekt samen met FSC België en WOOD.BE. Dit project wordt gefinancierd door de Provincie Vlaams-Brabant en door de Nationale Loterij.
We danken ook de bosgroep Vlaams-Brabant en de eigenaars om ons te ontvangen en rond te leiden in het bos.