Ondanks een principieel ontbossingsverbod in het Vlaams Bosdecreet en een terugkerende belofte voor de bescherming van waardevol bos in de laatste vier regeerakkoorden, verdwijnt in Vlaanderen meer dan een voetbalveld bos per dag.
Directeur van BOS+ Laure De Vroey doet een dringende oproep voor beter bosbehoud. Met een belangrijke rol voor het beleid, maar ook voor de planner en architect.
Vlaanderen is, met een bosindex van amper 10,3%, één van de meest bosarme regio’s van Europa. Dat is te weinig om ons te wapenen tegen de vele ecologische en maatschappelijke uitdagingen die op ons afkomen. Die vaststelling leidde al in 1996 tot een politiek engagement voor 10.000 hectare bosuitbreiding, en sinds de vorige Vlaamse regering deze beloften vanonder het stof haalde, zien we ook de toename van nieuwe bossen op het terrein. Maar tegenover de lovenswaardige inspanningen voor bosuitbreiding, staat een hardnekkige en verontrustende dynamiek van bosverlies. Onderzoek van BOS+ en Greenpeace toonde in 2023 aan dat Vlaanderen sinds de eeuwwisseling ruim 5.000 hectare, of maar liefst 3,5% van zijn totale bosareaal, verloor mét ontbossingsvergunning. Dat komt neer op 0,7 hectare, of het equivalent van een flink voetbalveld, per dag. Ook in de jongste jaren was er geen verbetering merkbaar. Integendeel, er blijft een duidelijk stijgende trend.
Honderden dossiers per jaar
Achter die cijfers schuilen soms grotere ontbossingen, maar in hoofdzaak gaat het over een onafgebroken stroom aan kleine ontbossingen met diverse oorzaken: infrastructuurprojecten, uitbreiding van industrie, ontginning van grondstoffen, natuurontwikkeling, verkavelingen en woningbouw. Honderden dossiers per jaar, waarvan de meeste ook nog eens onder de radar van de publieke opinie blijven. Samen betekenen ze een ware sluipmoord op het Vlaamse bosareaal. Soms halen die ontbossingsplannen gelukkig wél het publiek debat, en gaan natuurorganisaties als BOS+ mee op de barricaden staan. Via juridische procedures, communicatie en lobby lukt het soms wel degelijk om een bos van de kap te vrijwaren. Maar helaas, voor elk ontbossingsdossier waar activisten in de bomen klimmen, passeren er tientallen zonder slag of stoot. Enkele sprekende cases geven een beeld van de strijd op het terrein.
Beleidsdoelen
Beleidsplannen van lokale en bovenlokale overheden staan bol van het belang van natuur in de stad voor het opvangen van toenemende hittestress en piekneerslag, voor het welzijn van omwonenden, en als toevluchtsoord voor biodiversiteit. Met de bouwshift engageert Vlaanderen zich om de inname van open ruimte en bijkomende verharding terug te dringen tegen 2040 (waarbij bescherming van waardevolle bosgebieden een absolute prioriteit zou moeten zijn). En ook de Europese Natuurherstelwet, die recent in werking trad, stelt duidelijke doelstellingen voor de bescherming en het herstel van stedelijke natuur. Tegen 2030 moeten alle lidstaten een stijgende trend in boomkruinbedekking en in de oppervlakte natuur in stedelijk gebied kunnen laten zien. Maar hoe mooi de beleidsdoelen ook klinken, in de praktijk schiet de bescherming van bestaand groen tekort.
Gewestplanwoede
‘Ontbossing is verboden’ stelt het Vlaams bosdecreet, maar voorziet vervolgens een resem uitzonderingsmogelijkheden die met de regelmaat van de klok worden toegepast. Bovenaan dat lijstje: een bestemming als woon- of industriegebied op het gewestplan. En dat is voor zo’n 10% van het bos in Vlaanderen het geval. Reken je andere bestemmingen zoals recreatie daarbij, dan is bijna een derde (31%) van het bos in Vlaanderen ‘zonevreemd’ of ruimtelijk bedreigd. Een duurzame bescherming voor deze bossen vraagt een herbestemming, maar die leidt – zeker bij lokale besturen – tot angst voor hoge schadevergoedingen aan eigenaars. Het gevolg is dat herbestemming uitblijft, en dat bossen die in de ‘verkeerde’ bestemmingen liggen tegen een
hoog tempo worden gekapt. Het effect van dit gebrek aan bescherming is het grootst in het verstedelijkt gebied. Daar ging de voorbije twintig jaar naar schatting 10% van het bos en hooggroen verloren, waaronder ook eeuwenoude, zeldzaam aaneengesloten, en biologisch zeer waardevolle bosgebieden. In het voorbeeld van Rotselaar gaat het om een bos dat al voorkomt op de bijna 250 jaar oude Ferrariskaarten en zich kon ontwikkelen tot een stabiel en uniek ecosysteem. Niet het minst door de opbouw van een levende bosbodem en zadenbank voor talrijke typische oude bossoorten. Ferrarisbossen zijn schaars in Vlaanderen (amper 13 procent van onze bosoppervlakte) en bovenal onvervangbaar.
Case Kolmenpark, Tessenderlo |
Na bijna tien jaar van hevig lokaal protest werd de strijd om het Kolmenveld, een geliefd stukje groen in het centrum van Tessenderlo, vorig jaar beslecht door de kettingzaag. Het gecontesteerde project omvat de bouw van 36 woningen, 125 appartementen, een vrijetijdshuis, serviceflats en een parking. Maar ook een ontbossing van zo’n twee hectare. Het masterplan voorziet een aantal nieuwe groenzones en -buffers, maar bestaand groen moet grotendeels wijken. De ontwikkelaar koos ervoor het bos te rooien, terwijl een beroepsprocedure tegen het project nog liep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Toch was die ontbossing niet illegaal. In afwachting van een uitspraak in een beroepsprocedure, kan een aanvrager beslissen om met de uitvoering van een vergunning te beginnen. Dat belet de rechter evenwel niet een uitspraak ten gronde te doen. Als de Raad straks de vergunning intrekt – en die kans is hier reëel – vallen alle voorbereidende werken inclusief de boskap zonder vergunning en zal de aanvrager verplicht worden de site ‘in haar oorspronkelijke toestand te herstellen’. In theorie althans, want in de praktijk is dat voor een goed ontwikkeld bos met hoge natuurwaarde uiteraard onmogelijk.
Niet kunnen of niet willen?
De meeste ontbossingsvergunningen worden verleend in harde bestemmingen, en afgeleverd door lokale overheden. Veel gemeenten tonen nochtans ambities voor het bewaren of uitbreiden van hun bosareaal, maar tussen woord en daad gaapt een juridische, praktische, inhoudelijke en financiële kloof. Zo blijkt het moeilijk om de urgentie van het globale Vlaamse ontbossingsprobleem te verbinden met de eigen lokale dossiers, maar vooral om te weerstaan aan de druk van kiezers, projectontwikkelaars of investeerders. In Tessenderlo verdedigde de gemeente haar beslissing tot ontbossing met de gewestplanbestemming, maar de onderliggende motivatie is wellicht ook financieel. ‘Je kan niet anders dan dit vergunnen, want dit is bouwgrond’ is als argumentatie te kort door de bocht. Een overheid kan wel degelijk een vergunning weigeren, óók in woongebied. Dat vraagt vervolgens een herziening van bouwrechten en in sommige gevallen een financiële tegemoetkoming aan eigenaars, maar die angst voor planschade is niet altijd gegrond, laat staan onoverkomelijk. Alleen: een keuze voor bos en natuur zorgt niet per se voor snelle winsten in de gemeentekas of tevredengestelde investeerders.
Natuursparend ontwerp
De vergunningverlener is natuurlijk niet alleen verantwoordelijk. Een belangrijke hefboom voor beter bosbehoud ligt bij de aanvrager, en op ontwerpniveau. Als elk ruimtelijk plan zou vertrekken vanuit de aanwezige natuurwaarden en een maximaal behoud ervan, zou heel wat minder oppervlakte bos en andere natuur verdwijnen. In de biodiversiteits- en klimaatcrisis waar we vandaag mee kampen, zou natuursparend werken een basisprincipe moeten zijn in elke fase van een ontwerpproces: van bij de locatiekeuze over de inplanting tot de inrichting. En toch wordt daar zo vaak tegen gezondigd in de praktijk, in het bijzonder in die vroege fases. In Rotselaar staat de locatiekeuze en eigenlijk het hele concept van woonparken haaks op het streven naar bosbehoud. Maar ook in Tessenderlo ging een klassiek verkavelingsconcept (eengezinswoningen op relatief grote kavels) ten koste van een groenzone met grote maatschappelijk meerwaarde. Het masterplan verraadt weinig voeling met of respect voor de uitgangssituatie; net die zones die als het meest waardevol zijn aangeduid op de Biologische Waarderingskaart gaan het eerst voor de bijl. Met de aanleg van een publieke tuin en het behoud van de meest waardevolle bomen daar waar ze niet in de weg staan, toont de inrichting meer duurzame keuzes. Maar dat groene eindbeeld weegt niet op tegen de keuzes aan de basis. Het resultaat blijft een spijtig compromis.
Boskaart
Terwijl burgers en natuurorganisaties aan de alarmbel trokken, deden overheden de voorbije decennia bitter weinig om de ontbossingstrein te stoppen. Sinds 2009 beloven de Vlaamse regeerakkoorden wel verbetering, maar helaas in steeds vagere termen. Het laatste noemenswaardige initiatief voor een decretale bosbescherming dateert intussen van 2017, met de mislukte poging onder toenmalig minister Joke Schauvliege om zo’n 12.000 hectare waardevolle, maar ruimtelijk bedreigde bossen te beschermen via de opmaak van een ‘boskaart’. Het idee was goed, de uitvoering dramatisch. Van de oorspronkelijke kartering die op basis van een multicriteria analyse zowat 20.000 hectare te beschermen bossen identificeerde, bleef enkele jaren en iets te veel filteroperaties later, weinig over. De uiteindelijke, zwaar gecontesteerde boskaart werd snel van tafel geveegd, en daarmee zou ook de hoop op een degelijke bescherming van onze zonevreemde bossen naar de prullenbak verwezen worden.
CASE HEIKANTBERG, ROTSELAAR |
In Rotselaar weigerde provincie Vlaams-Brabant in 2023 een felomstreden verkavelingsaanvraag voor negen woningen op de Heikantberg. Daarmee werd vier hectare waardevol Ferrarisbos (voorlopig) gered, en eindigde een procedureslag van bijna drie jaar. De Heikantberg werd eind jaren ‘70 op de gewestplannen bestemd als woonparkgebied: een bestemming die specifiek gegeven werd aan bosrijke, meestal ecologisch waardevolle gebieden waar al beperkte bebouwing aanwezig was en men dit ‘rustig verblijven en wonen in het groen’ wilde bekrachtigen. Verdere verkaveling bleef dus mogelijk, maar beperkingen in bouwvolumes en woondichtheden en de aanduiding van tuin- en boszones moesten het groene karakter vrijwaren. Vandaag is die strategie echter niet langer houdbaar en worden de laatste beboste percelen de inzet van een hevige strijd, die het lokale dossier overstijgt en het voortbestaan van het woonpark zelf in vraag stelt. Want bosgebied verkavelen leidt niet alleen tot rechtstreekse ontbossing voor de bouw van huizen, maar ook tot bosdegradatie via versnippering en vertuining. Zo kregen buurtbewoners en de lokale actiegroep Semper Ferraris de steun van natuurverenigingen en uiteindelijk ook van de provincie. Alle pogingen van de ontwikkelaar om de impact op bos en bodem te milderen ten spijt, werd de verkavelingsvraag in beroep verworpen.
Politieke moed?
En zo ontbreekt het tot op heden aan duidelijke afwegingskaders op Vlaams niveau. Te veel ruimtelijk beleid wordt herleid tot verouderde gewestplannen, waarin natuurwaarden niet centraal staan. De vraag welke bosverliezen we nog willen dulden in de toekomst, en welke gebieden we duurzaam zullen beschermen, blijft onbeantwoord. Zo wordt de strijd om een betere bosbescherming een vergunningenstrijd, gevoerd door burgers, actiegroepen en natuurorganisaties, terwijl wat voorligt in essentie een planningsopgave is. Een lastige opgave, die sinds het debacle met de Boskaart op veel weerstand botst, maar die we niet langer uit de weg mogen gaan. Vandaag krijgt een nieuwe Vlaamse regering de kans om die broodnodige bescherming te realiseren. Het huidig regeerakkoord blijft op dit punt opvallend kort, maar we noteren dat Vlaanderen ‘waardevol bos’ zal beschermen. Bevoegd minister Jo Brouns bevestigde dat engagement intussen ook in het parlement. Al blijft het raden naar de selectiecriteria en beschermingsmechanismes die men voor ogen heeft, elke ambitie voor een betere bosbescherming is op zich een goede zaak. Alleen vraagt de uitvoering ervan iets meer dan vijf minuten politieke moed. Maken we bosbescherming straks wel tot prioriteit?
Dit artikel verscheen eerder in Ruimte nr. 64, het tijdschrift van de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (zie website: https://www.vrp.be/ruimte-map/edities)