De nabijheid van open ruimte en groen wordt in coronatijden zeer belangrijk voor onze gezondheid. Voor heel wat van onze stadsbewoners zou een 1 km-regel echter betekenen dat een bezoekje aan het plaatselijke groen niet meer kan. Hoog tijd om baanbrekend wetenschappelijk onderzoek vanonder het stof te halen over het belang van bewegen in het groen en de heilzame werking van groen in de stad.
Een studie van Gregory Bratman uit 2015 toont aan dat een wandeling in het park de geest kalmeert en tegelijkertijd de werking van ons brein verandert waardoor ook onze mentale gezondheid verbetert. “De meeste mensen leven vandaag in steden en spenderen veel minder tijd buiten in het groen en natuurlijke omgevingen dan mensen een paar generaties geleden deden. Stadsbewoners hebben ook een hoger risico op angsten, depressies en andere mentale aandoeningen dan mensen die buiten stadscentra wonen, zo toont de studie aan,” zegt de onderzoeker van Stanford University.
Tal van studies hebben vastgesteld dat stadsbewoners met weinig toegang tot groene ruimte een hogere kans hebben op psychologische problemen dan mensen die in de omgeving van parken wonen en dat stedelingen die natuurlijke omgevingen bezoeken onmiddellijk erna lagere dosissen stresshormoon hebben dan mensen die niet recent buiten zijn geweest.
Maar hoe het kwam dat een bezoek aan een park of groene ruimte het humeur veranderde, was in 2015 nog onduidelijk.
Verandert ons brein op een bepaalde manier wanneer we natuur ervaren en beïnvloedt dat onze emotionele gezondheid?
Die mogelijkheid intrigeerde Gregory Bratman die de psychologische effecten van stedelijk wonen heeft onderzocht.
In een eerdere studie uit 2015, stelden hij en zijn collega’s vast dat vrijwilligers die kortstondig door een weelderig, groen segment van de Stanford campus wandelden, nadien opmerkzamer en vrolijker waren dan vrijwilligers die even lang voorbij druk verkeer liepen.
Maar die studie onderzocht niet de neurologische mechanismen die mogelijk ten gronde liggen aan de effecten van buiten in de natuur zijn.
Dus voor de nieuwe studie, die in juli 2015 gepubliceerd werd in Proceedings of the National Academy of Sciences, besloten Bratman en zijn collega’s om nauwkeurig te onderzoeken welk effect een wandeling kan hebben op de menselijke neiging om te piekeren.
Piekeren, door cognitieve wetenschappers ook omschreven als ‘ziekelijk herkauwen’, is een mentale status waarmee de meeste mensen wel bekend zijn, waarbij we niet lijken te kunnen stoppen met kauwen op de dingen die fout gaan met onszelf en ons leven. Het is gezond noch zinvol. Het kan een voorloper zijn van een depressie en komt disproportioneel voor bij stedelingen in vergelijking bij mensen die in rurale gebieden wonen, blijkt uit studies.
Voor Bratman en zijn collega’s was het belangrijk te weten dat dergelijk herkauwen sterk geassocieerd wordt met een gebied in de hersenen dat gekend staat als de subgenuale prefrontale cortex.
Als de onderzoekers de activiteit in dat hersengedeelte voor en na een natuurbezoek zouden kunnen opsporen, dan zouden ze een beter idee hebben over of en hoe sterk de natuur de menselijke geest beïnvloedt.
Bratman en zijn collega’s verzamelden eerst 38 gezonde, volwassen stedelingen en vroegen hen om een vragenlijst in te vullen om hun normale niveau van piekeren vast te stellen.
De onderzoekers checkten ook de hersenactiviteit in de subgenuale prefrontale cortex van elke vrijwilliger, ze gebruikten scans om de bloedtoevoer door de hersenen te traceren. Grotere bloedtoevoer naar bepaalde hersendelen betekent meestal meer activiteit in die gebieden.
Vervolgens deelden de onderzoekers de groep willekeurig in twee: de helft wandelde gedurende 90 minuten in een bladerrijk, kalm, parkachtig gedeelte van de campus, de andere helft naast een luide, hectische autoweg met meerder baanvakken in Palo Alto. De vrijwilligers mochten geen gezelschap hebben of naar muziek luisteren. Ze wandelden elk op hun eigen tempo.
Onmiddellijk na de wandeling keerden de vrijwilligers terug naar het labo en herhaalden zowel de vragenlijst als de hersenscan.
Zoals verwacht was wandelen langs een snelweg niet kalmerend. De bloedtoevoer naar de prefrontale cortex was nog steeds hoog en hun piekerscore bleef dezelfde.
Maar de vrijwilligers die langs de kalme, boomrijke paden hadden gelopen vertoonden kleine, maar betekenisvolle verbeteringen in hun mentale gezondheid, volgens hun scores op de vragenlijst. Ze bleven minder stilstaan bij de negatieve aspecten van hun leven als voor de wandeling.
Ze hadden ook een verminderde bloedtoevoer naar de subgenuale prefrontale cortex. Dat gedeelte van het brein was rustiger.
Deze resultaten “suggereren sterk dat naar buiten gaan in natuurlijke omgevingen” een gemakkelijke en bijna onmiddellijke manier kan zijn om het humeur van stadmensen te verbeteren, zegt Bratman.