De meeste producten die in onze winkelrekken liggen, worden gemaakt of verwerkt in fabrieken. Maar waar komen de grondstoffen voor deze producten vandaan? Zijn deze eindig of zijn ze hernieuwbaar als we er zorgvuldig mee omspringen? We kunnen niet alleen voedsel uit het bos halen, maar bijvoorbeeld ook energie en grondstoffen voor dagdagelijkse gebruiksvoorwerpen.
De meeste energiebronnen die we vandaag gebruiken, worden ons geleverd door een ecosysteem. Van biomassa, in welke vorm dan ook, wordt het meest gebruik gemaakt. Meer dan 2.5 miljard mensen zijn afhankelijk van biomassa om elke dag te koken en te verwarmen. Turf, biobrandstoffen en plantaardige oliën zijn voorbeelden, maar hout blijft natuurlijk de absolute koploper, maar misschien is er wel meer dan je verwacht.
Een boom levert ons brandhout. Bij het verbranden van het hout wordt de energie, die de boom doorheen de jaren opslaat, omgezet in warmte.
Daarnaast kan een plant ons ook grondstoffen bieden om biobrandstoffen te produceren. Deze biobrandstoffen kan men op verschillende manieren winnen, zo zijn er houtpellets die gemaakt worden uit samengeperst houtafval, maar er is ook biodiesel op basis van plantaardige oliën. Biobrandstoffen zijn groener dan fossiele brandstoffen, maar staan nog niet volledig op punt. Het is wel zo dat we alternatieven moeten gaan zoeken om fossiele brandstoffen te vervangen. Deze biobrandstoffen kunnen hierbij een aanzet zijn voor verdere onderzoeken. Tegenwoordig worden er ook al tests en onderzoeken gedaan naar het gebruik van korteomloophout (KOH).
Bovenstaande vormen van brandstoffen komen rechtstreeks van het bos of de natuur. Je kan echter ook fossiele brandstoffen linken aan een (bos)ecosysteem. Een voorbeeld hiervan is olie: olie is afgestorven plantaardig materiaal dat miljoenen jaren oud is en dat door verschillende processen een energierijk goedje geworden is waar onze maatschappij nu volop op teert. Het werd dus ook geproduceerd dankzij een ecosysteem.
Als we aan natuur en energie denken, dan is hernieuwbare energie niet veraf. Hernieuwbare energie is energie die we uit wind, water, zon of biomassa halen. Deze energie kan telkens ‘hernieuwd’ en hergebruikt worden, waardoor de energiecirkel gesloten is. Dit is de milieuvriendelijkste manier om energie op te wekken. Deze bronnen zijn ook onuitputbaar, een belangrijke eigenschap voor toekomstige generaties. De zon zal altijd blijven schijnen, de wind zal altijd blijven waaien, en bomen zullen altijd blijven groeien. Met uiteraard de voorwaarde dat er met zorg wordt omgesprongen met onze natuur en ons milieu. Bomen moeten verstandig heraangeplant worden, willen we op lange termijn hout als grondstof blijven gebruiken. Niet-hernieuwbare energie daarentegen, zoals fossiele brandstoffen, is steeds schaarser en duurder aan het worden.
Vaak is hernieuwbare energie duurder dan de traditionele brandstoffen. Er bestaan echter heel wat maatregelen die aan deze meerprijs tegemoet komen. Bovendien betaalt hernieuwbare energie zich op termijn terug! In sommige provincies is het mogelijk om samen groene en goedkopere energie aan te kopen.
Ook ons voedsel dat gekweekt wordt op akkers is oorspronkelijk afkomstig uit het bos of de natuur. Alle landbouwgewassen die we kennen waren vroeger wilde planten. Door veredeling en selecties heeft men uiteindelijk echte landbouwgewassen gecreëerd, zoals het graan en de maïs die wij nu kennen. En ook de dieren die wij opeten kwamen vroeger gewoon voor in het wild. Alles wat wij als voedsel consumeren is dus (al dan niet gecultiveerd) afkomstig uit de natuur.
Zelfs in Vlaanderen zijn er nog veel mensen die voedsel in het bos gaan zoeken, denk maar aan paddenstoelen, bessen, noten, honing, enzovoort. In onze maatschappij zou het echter onmogelijk zijn om al het voedsel dat we consumeren in de natuur te verzamelen. We leven met te veel op een te kleine oppervlakte en het natuurareaal is te beperkt. Overmatig oogsten kan daarbij leiden tot een sterke achteruitgang of het verdwijnen van bepaalde soorten. De landbouw heeft deze lacune opgevuld, toch zijn landbouw- en natuurlijke systemen zeer nauw met elkaar verbonden. Een fruitteler zal immers geen appels aan zijn bomen krijgen als er geen insecten zijn om de bestuiving voor hun rekening te nemen. Anderzijds zullen sommige soorten, bijvoorbeeld konijnen, schade aanrichten aan de landbouwgewassen, maar mits een aangepast (wild)beheer kan dit beperkt worden.
We kunnen spreken van een watercyclus. In ons klimaat is het grootste deel van onze regen afkomstig van verdamping van oppervlaktewater, zoals meren en zeeën. Ook een bos kan aardig wat water verdampen. Het bewijs hiervan vind je in de tropische regenwouden, waar de helft van de neerslag afkomstig is van verdamping op het land en door planten en bomen. Verdamping uit de bodem (evaporatie) en verdamping door de planten (transpiratie) wordt samen evapotranspiratie genoemd.
Bomen nemen het water op via fijne wortelhaartjes en dit wordt dan via buisjesvormige cellen, genaamd xyleem, naar de bladeren gepompt: dit wordt de opwaartse sapstroom genoemd. Het is de reden waarom bomen “bloeden” wanneer ze in het groeiseizoen worden gesnoeid of gekapt. Eens het water de cellen in de bladeren bereikt, wordt een deel opgeslagen in het celweefsel voor de stevigheid van de plant (vandaar dat de planten slap in hun pot hangen als ze niet genoeg water krijgen). Een ander deel wordt gebruikt voor allerlei processen en nog een ander deel verdampt via de poriën van de bladeren (ook wel transpiratie genoemd), waardoor de plant zijn temperatuur enigszins kan regelen. Het water dat de boom verdampt, komt in de atmosfeer terecht als gezuiverde waterdamp (alle voedingsstoffen en vervuilende stoffen zijn opgenomen door de plant) en vormt er wolken. Hieruit kan dan weer regen vallen, die op zijn beurt van belang is voor de bodem, de planten en ons klimaat in het algemeen. En zo is de watercyclus rond!
Een bos heeft ook een waterzuiverende functie. Bomen nemen veel water op en daarmee ook de stoffen die in het water opgelost zijn. Dit kunnen zowel voedingsstoffen zijn voor de boom, als vervuilende stoffen! Door dit water op te nemen, alle elementen eruit te halen en te gebruiken in zijn eigen cellen en processen, ‘zuivert’ de boom het water. Je kan een bos dus zien als een ‘levende filter’. Het kappen en wegnemen van bomen heeft dus nadelige gevolgen op onze waterreserves. Enerzijds komen er dan meer vervuilende stoffen in ons water terecht en anderzijds is er ook meer kan op erosie waardoor afstromend materiaal (waaronder nutriënten) in ons oppervlaktewater terecht kunnen komen.
Een mooi voorbeeld hiervan is het Franse waterbedrijf Vittel. In de jaren 1980 raakte hun water vervuild met nitraten. Dit was het gevolg van ontbossingen en overbemesting. Toen heeft Vittel besloten om de omliggende landeigenaars te vergoeden voor de ecosysteemdienst waterzuivering. (Hanson et al. 2008)
Bomen en bossen spelen ook een grote rol in het opnemen en vasthouden van bodem- en hemelwater. Zo kunnen zij vaak bepalend zijn bij overstromingen. De toenemende overstromingen in Vlaanderen de laatste jaren hebben verschillende oorzaken, zoals het normaliseren van waterlopen waardoor hun herbergfunctie verloren gaat en klimaatverandering, maar ze zijn zeker ook te linken aan het afnemen van onze bosbestanden.
Het kappen en wegnemen van bomen heeft dus nadelige gevolgen op onze waterreserves, waterkwaliteit en overstromingen. Het zou gevolgen hebben op lokaal vlak, maar ook op de mondiale watercyclus, welke van zeer groot belang is in de hele wereld.
Ook bij de productie van hout is biodiversiteit de basis. Een hoge diversiteit, zowel in soorten als in genetisch materiaal, is nodig om een goede productie te garanderen. Verschillende soorten hebben verschillende productiemogelijkheden. Elke soort heeft bepaalde noden en stelt andere eisen aan het biotoop (wat ervoor zorgt dat het biotoop optimaal wordt benut). Een verschil in genetisch materiaal is belangrijk naar ziekteresistentie en kwaliteit van het hout toe. Het gebrek aan genetisch materiaal kan optreden als over verschillende generaties geen nieuwe inmenging is van nieuwe genen. Dit komt voor in bossen die geïsoleerd zijn van andere soortgenoten, waardoor er dus geen genenuitwisseling mogelijk is (dit kan trouwens voorkomen bij elk organisme, zowel flora als fauna).
Biodiversiteit is dus niet enkel van belang in natuurlijke bossen, maar ook in productiebossen heeft het zijn plaats.
Als je besluit om hout te kappen, dan dient dit eerst en vooral op een legale manier te gebeuren. Om te bewijzen dat hout legaal gekapt is, bestaan er enkele certificaten. Zo is er het bekende FSC label of is er ook het PEFC certificaat. Hout met deze certificering is iets duurder, maar staat garant voor een eerlijke en legale houtkap. Deze certificaten proberen ook om een zo duurzaam mogelijk bosbeheer te promoten.
Hout ligt niet op 1 2 3 in de doe-het-zelfzaak om de hoek. Een boom legt een hele weg af alvorens hij een parketvloer of salontafeltje wordt. Alles begint bij de keuze van de stam en het vellen, dat best omzichtig gebeurt om zo weinig mogelijk schade aan de rest van het bosbestand toe te brengen. Nadien worden de stammen ontdaan van takken en schors, zodat er enkel nog een mooie, min of meer egale stam overschiet. Deze stam kan vervolgens naar de zagerij om daar tot planken, balken of andere materialen te worden verzaagd. Als laatste stap wordt het hout al dan niet behandeld om uiteindelijk verwerkt te worden tot een mooi eindproduct.
Al deze behandelingen en bewerkingen gebeuren natuurlijk niet vanzelf. Het is dus duidelijk dat in de houtindustrie heel wat mensen tewerkgesteld kunnen worden.
Het is niet altijd zo dat hout de enige manier is om een bos (geld) te laten opbrengen. Het kappen van hout kan er voor zorgen dat andere ecosysteemdiensten gaan degraderen, waardoor de totale waarde van een bos (al dan niet op langere termijn) zal dalen. Onderstaand voorbeeld illustreert dit mooi.
Voorbeeld: In Indonesië heeft men de totale waarde berekend van het Leuser-regenwoud aan de hand van de voor dat woud 10 belangrijkste ecosysteemdiensten. Men heeft er twee scenario’s uitgeschreven. Eén waarbij er een houtkap plaatsvindt en één waarbij men de natuur behoud. Hieruit is gebleken dat na 30 jaar de totale opbrengsten van het gebied 9.5 miljard dollar waren bij een scenario van behoud en slechts 7 miljard bij een kapscenario. De houtkap is dus enkel een korte termijnwinst. Terwijl men zonder de houtkap 2.5 miljard meer zou kunnen verdienen. (van Beukering et al. 2003).
Het is dus vaak een afweging om te beslissen of je gaat kappen of niet. Het is belangrijk om je hier dan ook goed over te informeren en indien nodig de juiste professionele hulp in te roepen.
Naast hout, levert het bos ook andere, niet-houtige producten die allerlei toepassingen hebben. Het belang ervan is nog niet volledig gekend en wordt daarom vaak onderschat. Onder meer kleurstoffen, veevoeder, siervoorwerpen, voedsel, cosmetica, medicijnen, brandstoffen en bouwmaterialen worden uit het bos gewonnen. Een groot deel van onze industrie is dan ook rechtstreeks verbonden met de natuur en is er grotendeels afhankelijk van.
In het Zuiden zijn inheemse gemeenschappen de belangrijkste verzamelaars en verbruikers van niet-houtige bosproducten. Maar ook de internationale markt voor natuurlijke producten, plantaardige medicijnen, ambachtelijke gebruiksvoorwerpen en decoratie groeit.
Natuurlijke vezels kunnen een dierlijke of plantaardige oorsprong hebben. Door ze te bewerken of te spinnen, worden het lange draden of strengen. We geven hier het voorbeeld van één plantaardige en één dierlijke vezel.
Agave is een geslacht van planten met dikke, vlezige bladeren meestal bezet met doornen. Uit de bladeren kan sisal gehaald worden, een vezel die vooral gebruikt wordt voor touw, borstels en vloerbedekking. De Ecuadoraanse Quichua maken een soort sandalen van de agave-vezels die ze Alpargatas noemen. Het sap van de agave kan ook als zeep gebruikt worden.
In de hoogste delen van de Andes kom je steevast alpaca’s tegen. Deze dieren, die tot de lamafamilie behoren, worden gekweekt voor hun wol. Vooral Peru en Bolivia produceren en exporteren grote hoeveelheden alpacawol. In Ecuador was het tot voor kort een verdwenen economische activiteit, maar sinds 10 jaar hebben de alpaca’s opnieuw hun plaats ingenomen in de Ecuadoraanse Andes. Ze zorgen voor inkomsten voor de rurale bevolking, met name veel inheemsen. De wol wordt vooral gebruikt voor breiwerk. Ook de internationale markt is geïnteresseerd omwille van de lichtheid en het grote isolatievermogen van het materiaal.
Andere voorbeelden van vezels: katoen, hennep, zijde, wol,..
Hoewel bamboe geassocieerd wordt met het Oosten, groeien ook in de rest van tropische en subtropische gebieden vele soorten van deze plant, bijvoorbeeld in het Amazonewoud en hoog in de Andesbergen. Bamboe wordt vooral gebruikt als bouwmateriaal en is ook een belangrijk exportproduct voor landen in het Zuiden. Bij ons komt deze bamboe op de markt in de vorm van huishoudvoorwerpen, meubilair, decoratie, enzovoort. Er zijn aanwijzingen dat bamboe al gebruikt werd om huizen te bouwen omstreeks 3500 voor Christus.
Een typische techniek is bahareque, waarbij de muren gemaakt worden van bamboestengels, klei en stro. Dit constructiesysteem wordt tot op vandaag gebruikt, onder meer in Ecuador. Bamboe wordt gezien als een economisch en ecologisch interessant vervangproduct voor hout, gezien de groeisnelheid en de duurzaamheid van het materiaal.
Bamboe wordt eveneens gebruikt voor matten, stellingen, palen, multiplex, panelen, vloeren, meubels,…
Latex of rubber wordt gewonnen uit de caucho of siringa, bij ons ook bekend als de Braziliaanse rubberboom. Deze soort is afkomstig uit het Amazonebekken, maar wordt nu ook elders ter wereld aangeplant in plantages. De Braziliaanse rubberboom levert ongeveer 95% van alle natuurlijke rubber. Latex is een wit melksap, opgeslagen in vaten net onder de bast. Door in de bast te kerven of dunne stroken schors te verwijderen, kan men het melksap aftappen. Al na 5 à 6 jaar kan de eerste keer latex geoogst worden.
De Azteken en de Maya’s waren de eersten om de toepassing van rubber te ontdekken, ze gebruikten het product om rubberen ballen, waterdichte kledij en zelfs schoenen te maken. Nu kan het voor inheemse groepen een substantiële bron van inkomsten betekenen.
Natuurlijke gommen kunnen de viscositeit van een stof veranderen. In voedsel worden ze als additief aangeduid met de nummers E400 tot en met E499. Gommen kunnen een verschillende oorsprong hebben, maar het leeuwendeel komt uit de houtige onderdelen of zaden van planten.
Inheemsen kauwden al langer op gom uit bomen, op smaak gebracht met kruiden, voordat de kauwgom op de markt kwam. Het dikke sap van bepaalde boomsoorten wordt rubberachtig wanneer het tussen de handpalmen gerold wordt.
Palmbomen vormen een familie van bijna 4000 soorten. Hoewel ze er alle schijn van hebben, zijn palmen geen bomen. De stam is in feite een enkele stengel die, in tegenstelling tot bomen, geen secundaire diktegroei vertoont. Er zijn vele, sterk uiteenlopende toepassingen van palmproducten.
Eerst en vooral zijn er de eetbare producten: dadels, kokosnoten en tal van andere vruchten groeien aan palmbomen; de suikerpalm levert zoetstof; palmharten, een “groente” die uit de binnenste kern van bepaalde soorten wordt gehaald; palmolie; enzovoort.
Van de bladeren kunnen vezels gemaakt worden als grondstof voor hoeden, riemen, tassen, manden en andere gebruiksvoorwerpen. Rotan wordt van de stam van bepaalde palmsoorten gemaakt.
Tagua is de steenachtige pit van een palmsoort en wordt ook wel eens “vegetarisch ivoor” genoemd. De structuur van tagua is immers vergelijkbaar met die van ivoor. In een jaar produceert één palmboom evenveel “ivoor” als een vrouwelijke olifant. Dit maakt het een diervriendelijk en ecologisch alternatief. De noten hebben ongeveer de grootte van een walnoot. Als de rijpe noten op de grond vallen, worden de gedurende 4 tot 8 weken gedroogd, dan harden ze uit. Tagua wordt onder meer gebruikt voor het maken van knopen, schaakstukken en siervoorwerpen.
De geneeskrachtige werking van planten is een belangrijke ecosysteemdienst. De mens weet sinds zijn bestaan dat bepaalde planten geneeskundige krachten hebben, toch zijn er nog zeer veel soorten waarvan de werking nog ontdekt moet worden. Wie weet liggen er diep in het regenwoud nog remedies tegen ongeneeslijke ziekten voor het grijpen. Het is dus zeer belangrijk onze grootste apotheek, het bos, te beschermen!
Een voorbeeld van een geneeskrachtige plant is de Roze maagdenpalm. Deze plant produceert alkaloïden die gebruikt worden bij chemotherapie. Alkaloïden zijn eigenlijk giftig, maar mits de juiste verwerking kunnen ze wel ingezet worden in de geneeskunde. Een ander voorbeeld is acetylsalicylzuur uit wilg, dat een grondstof is voor aspirine. Er zijn ook dierlijke medicijnen, zo zijn er bijvoorbeeld stoffen van een gifkikker die gebruikt worden om verdovingsmiddelen te vervaardigen.
Dichter bij ons zijn er nog mensen die gebruik maken van nuttige en medicinale planten. Herboristen zijn mensen die zich bezig houden met het verwerken en gebruiken van natuurlijke materialen om er medicijnen en verzorgingsproducten van te maken.
De traditionele geneeswijzen in het Zuiden gaan uit van een holistische visie op gezondheid, waarin de mens een ondeelbaar geheel is en verbonden met de natuurlijke en bovennatuurlijke omgeving. Elke ziekte heeft dus zowel fysieke, bovennatuurlijke, sociale, psychische, natuurlijke en magische oorzaken. Gezondheid daarentegen betekent de perfecte balans tussen al deze factoren. Ziekte en gezondheid zijn daarom twee zijden van dezelfde munt, door middel van de interactie tussen lichaam en geest blijft het evenwicht behouden. Ziekte ligt tussen het leven en de dood, en wordt gekenmerkt door een gebrek aan harmonie tussen verschillende factoren, zowel binnenin het individu, in de natuur en bij andere personen. Als men gezond is, wordt dan ook de uitdrukking“estar completo”, compleet zijn, gebruikt. De traditionele geneeskunde behandelt daarom niet enkel de symtomen, maar vooral de oorzaak van de ziekte.
Een van de beruchte geneeskrachtige planten in Zuid-Amerika is de ayahuasca, “de Liaan van de Zielen”. Die heeft allerlei, uiteenlopende toepassingen. De ayahuasca wordt samen met andere planten gekookt, het resultaat is een bruin sap. De sjamaan gebruikt het als remedie tegen fysieke ongemakken, zoals verkoudheden. Maar het bekendst is natuurlijk zijn hallucinerende werking. Tijdens een avondlijk ritueel wordt ayahuasca gedronken. Het is daarbij de bedoeling om een belangrijke vraag of bezorgdheid te formuleren. De sjamaan begeleid het ritueel met gezangen en hij zuivert elke persoon met planten. De ervaring duurt meerdere uren.
Ecosystemen zijn verantwoordelijk voor de cycli van een aantal belangrijke nutriënten, zoals stikstof, fosfor en kalium. Mineralen bewegen doorheen ecosystemen in een cyclus van productie en consumptie. Groene planten onttrekken de stoffen aan de bodem en gebruiken ze voor hun groei. Na een paar rondjes “eten en gegeten worden”, wordt de dode plant of het dode dier afgebroken door detrivoren, bacteriën en schimmels. Daarbij worden de voedingsstoffen opnieuw vrijgesteld en komen ze in de bodem terecht.
In bossen zijn het strooisel en de humus organisch van aard, de afbraak is dus nog niet volledig. Daaronder zit de minerale bodem, waarin het afgebroken magnesium, zwavel,… zich bevindt.
De mineralen fosfor en kalium zijn heel belangrijk voor de groei van planten en worden in de landbouw via meststoffen aan de gewassen voorzien.