Updates

kenniscentrum

tropische- en subtropische wouden

Geografisch gezien kunnen we de tropen afbakenen tussen de 2 keerkringen. In de ontwikkeling van een (sub)tropisch bos, zijn enkele factoren zeer belangrijk. Er heerst een constante temperatuur. Deze temperatuur is vooral afhankelijk van de hoogteligging, meer dan van de breedteligging. Samenhangend met temperatuur is er ook het lichtregime (dag-nacht-verhouding) belangrijk. Ook dat is constant: in de tropen zijn er slechts geringe schommelingen in daglengte. Verder is er ook nog de hoeveelheid neerslag die mee zal bepalen of het mogelijk is om een (sub)tropisch bos te laten ontwikkelen. Gezien het gebied tussen de keerkringen zeer groot is, is het vanzelfsprekend dat er binnen dit gebied ook nog verschillende klimaattypes en standplaatsfactoren heersen. Een logisch gevolg hiervan is dat we verschillende types van (sub)tropisch bos kunnen onderscheiden.

  • Vochtig immergroen tropisch bos

    Dit zijn de bossen die we beter kennen onder de naam tropisch regenwoud. Deze wouden hebben de grootste soortendiversiteit ter wereld en zijn dus zeer waardevol op vlak van natuur. Aan de hand van de hoogteligging en standplaatsfactoren van een tropisch regenwoud, kunnen we nog meer onderverdelingen maken. 

    Tropisch laaglandregenwoud

    Dit ligt tussen de 0 en 1200 meter hoogte. In deze regenwouden is het ook meestal het warmst (25-30°C). De neerslag varieert er tussen de  2000 en 4000 mm/jaar. De bodem is in tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten vrij arm aan nutriënten. Dit is het gevolg van een zeer snelle nutriëntencyclus waardoor de nutriënten zeer snel terug worden opgenomen en niet te tijd krijgen om in de bodem te dringen. Vanwege het vochtige klimaat kunnen organismen die leven van dood (planten) materiaal zeer goed ontwikkelen en is hun werking optimaal.

    In het laaglandregenwoud treffen we ook de fameuze woudreuzen aan die hoogtes tot wel  90 meter kunnen aannemen. De dichte kruinen van de bomenlaag zorgen ervoor dat er weinig zonlicht tot op de bodem kan doordringen waardoor er in deze bossen weinig ondergroei is. Hier treffen we dan wel planten zoals lianen en epifyten aan die zich aan dergelijke situaties aanpassen. Deze planten kunnen op bomen groeien of zijn zo ontwikkeld dat ze langs een boom omhoog kunnen klimmen om zo toch het broodnodige licht te bereiken. Verder ontwikkelen er natuurlijk ook nog andere soorten die in situaties met weinig licht goed kunnen overleven.

    Tropisch bergregenwoud

    Een tropisch bergregenwoud vinden we tussen de 1200 en 2500 meter hoogte. De temperatuur is er al iets koeler (15-25°C) en de bomen zijn er ook al kleiner (max. 30 à 40m) in tegenstelling tot het laaglandregenwoud. Nog een verschil is dat een bergregenwoud een dichtere onderbegroeiing heeft, doordat het bladerdak meer licht doorlaat. De nutriëntarme bodems en de neerslaghoeveelheid (tussen de 2000 en de 4000 mm/jaar) zijn dan weer gelijkenissen met het laaglandregenwoud.

    Tropisch nevelwoud

    Op een hoogte vanaf 2500m tot ongeveer 4000 meter kan je het tropisch nevelwoud aantreffen. De temperaturen liggen hier vrij laag (0-15°C) en de neerslaghoeveelheid is ook afgenomen (1500 en 3000mm/jaar). De lage temperaturen zijn te verklaren omwille van het feit dat hoe hoger men gaat in een gebergte, hoe kouder het wordt. De bomen worden er amper 10 meter hoog, maar de ondergroei is wel zeer sterk ontwikkeld, met een overvloed aan mossen en varens.

  • Vochtig bladverliezend tropisch bos

    Dit is een gesloten hoogstammig bos. Zoals de naam al doet vermoeden, verliezen de bomen (of soms maar enkele soorten) hun bladeren in het droge seizoen. Bomen verliezen hun bladeren als een bescherming tegen de droogte. Bomen verdampen namelijk zeer veel langs hun bladeren, zonder bladeren kunnen ze een droge periode dus makkelijker overbruggen omdat ze het schaarse vocht dat nog voorradig is beter kunnen benutten.

    In het droge seizoen kan je in een bladverliezend tropisch bos tot wel 10cm aan gevallen bladeren zien liggen. Dit in tegenstelling tot het regenwoud waar de bladeren niet tegelijk vallen en er een zeer snelle omzetting is van nutriënten. Nog enkele verschillen met een regenwoud zijn: minder bomen per hectare, minder soortendiversiteit, een duidelijker onderscheid tussen seizoen, een betere ontwikkeling van de ondergroei, etc.

  • Droog tropisch bos

    Geografisch gezien is dit bos ook ver buiten de tropen te vinden. Het droog tropisch bos grenst enerzijds aan het vochtig bladverliezend tropisch bos en aan savannes anderzijds. Vooral in Afrika komt dit soort bos zeer veel voor (ongeveer drie kwart van de vegetatie in Afrika is droog tropisch bos). Ook op de Caraïben en Centraal Amerika bestaat de helft van de vegetatie uit dit soort bos.

    In dit bostype is er een kleinere floradiversiteit in tegenstelling tot de faunadiversiteit (de aanwezige flora in een droog tropisch bos kan tot wel de helft minder zijn dan een vochtig bladverliezend bos, dit verschil is veel kleiner op vlak van fauna). Dit bostype is sterk gemodificeerd door menselijke aanwezigheid (voornamelijk door landbouw).