In Bosrevue 18 bespraken we uitgebreid de verschillen in structuur en soortensamenstelling van de vegetatie tussen aanplantingen en verbossingen op voormalige intensieve akkers op leembodem. Zowel uit de literatuur als uit ons onderzoek bleek dat de verbossingen althans in de beginfase, vaak meer divers en structuurrijk zijn dan aanplantingen. Na zowat 30 jaar vervaagt dit verschil echter: de structuurdiversiteit (bijvoorbeeld de variatie in stamtal) evolueert geleidelijk naar een vergelijkbare waarde. Wat wél bepalend blijft voor het aspect en de soortenrijkdom in het bos op langere termijn, is de dominante boomsoort. Spontane verbossingen worden doorgaans gedomineerd door pionierboomsoorten die veel licht doorlaten (berk, Boswilg), terwijl aanplantingen vaak resulteren in dichte donkere jongwas- en staakhoutbossen van eik, beuk of andere weinig lichtdoorlatende climaxboomsoorten. Het is mogelijk dat climaxboomsoorten na lange tijd ook in spontane verbossingen gaan domineren, maar het was binnen het kader van deze studie niet mogelijk om dit te onderzoeken.
Waar het vorige artikel vooral een wetenschappelijke analyse gaf van de vastgestelde processen, willen we in deze bijdrage ingaan op de praktische toepassingsmogelijkheden van dit onderzoek. Wat zijn de verwachtingen en risico’s bij de afweging tussen aanplanten of spontane verbossing, afhankelijk van de belangrijkste beheerdoelstellingen, met daaraan gekoppeld enkele praktische richtlijnen voor het beleid.
Gelieve als volgt te citeren:
Verstraeten, A., Vandekerkhove, K., Quataert, P. (2007). Bosaanplanting of spontane verbossing?. Bosrevue 20c, p1-5.
ISSN 2565-6953 – Bosrevue 20c