Jongwasverpleging is niet iets wat ik op school heb geleerd. In het beste geval is het ergens tussen de aanplanting en de dunning aan bod gekomen, als een conceptueel gebeuren dat iets te maken had met stamtalvermindering en stabiliteit. Niet iets dat blijft plakken.
Later in de opleidingswereld was jongwasverpleging weer geen thema. De tijdgeest was die van de Criteria Duurzaam Bosbeheer die uit het ‘nieuwe’ Bosdecreet van 1990 waren voortgesproten en die van een frisse wind genaamd toekomstboommethode. In mensentaal: uit de ‘oude’ tijd kenden we nog de homogene aanplantingen. Die werden doorgaans gezuiverd als ze een meter of 10 hoog waren. En zuiveren betekende het wegnemen van de niet-geplante soorten, de dunne en de dode exemplaren en met wat geluk de hele dikke lelijke bomen (voorlopers, wolven, protzen, hoe je ze noemen wil).
Dus in een tijd waarin bossen stilaan meer als een ecosysteem benaderd werden, groeide het inzicht dat een ‘geuniformiseerde’ aanplanting niet echt het streefbeeld was om naartoe te werken. Bovendien was zo’n zuivering een arbeidsintensieve maatregel en in aanplantingen met ruim verband leidde die geregeld tot onderbrekingen in het kronendak die aanleiding gaven tot de ontwikkeling van takkige bomen. De toekomstboommethode voorzag er in om dichtstand te bewaren tot het omslagpunt. Dat is het moment waarop de natuurlijke stamreiniging zo ver is gevorderd dat de dunning rond de toekomstbomen kan beginnen. Weliswaar met een kleine asterisk om te zeggen dat een selectieve jongwasverpleging noodzakelijk kon zijn om tijdens de periode van dichtstand de ontwikkeling van de potentiële toekomstbomen niet te hypothekeren. Maar dat was te moeilijk, de voetnoot werd niet meer overgeschreven en we onthielden klassikaal “niets doen tot het omslagpunt”.
Voorbeelden genoeg waar een toekomstbomendunning na een lange periode niets doen tot mooie resultaten heeft geleid. Maar even goed zijn er voorbeelden waar een beperkte ingreep enkele jaren voordien meer optieseen optie is een boom die door zijn goede vorm en vitaliteit potentieel heeft om na het omslagpunt geselecteerd te worden als toekomstboom (red.) zou geboden hebben…
Ondertussen nam het aandeel natuurlijke verjonging een beetje toe tegenover aanplantingen. In sommige gebieden heel veel, tot op het punt dat vanuit kostenbesparing werd ingezet op natuurlijke verjonging na terreinvoorbereiding. Het planten en het verzorgen van bosverjonging werd daarbij zowat helemaal verlaten. Met de eerste dunning voor de deur groeide echter het inzicht dat 15 à 20 jaar niets doen in de verjonging niet altijd tot goede resultaten leidt.
Hoe pak je jongwasverpleging in de praktijk aan?
De eerste logische stap is je wat inwerken in de materie, bijvoorbeeld het praktijkboek bosbeheer open slaan. Ze spreken daar over ‘stamtalreductie en zuiveren’ en gegarandeerd voel je je na het lezen van zo’n hoofdstuk hetzelfde als iedereen die met het thema start. Verward… Want er zijn verschillende soorten aanpakken, er zijn valkuilen en op terrein gaat het dikwijls over héél veel bomen om uit te kiezen.
Dan maar het bos in. Beeld je in dat je een expert uit Noord-Holland bent en dat Radio 1 je zodadelijk opbelt om over je thema te praten. Gesterkt door dat zelfvertrouwen stap je met een kapmes in de hand en een trekzaag aan je riem door die vuile rand en ga je in het jonge bos op zoek naar wat er iets moois kan worden. Opties, menging,… Als het dreigt overgroeid te geraken door iets dat sneller de hoogte in gaat of zich breed zet, dan maak je dat dood.
Daarmee zijn we meteen bij de kern van de zaak. Een optie kan zijn toekomstperspectief verliezen doordat andere bomen sneller in de hoogte groeien en het licht laten uitgaan. Tenzij je optie veel schaduw kan verdragen, is het best om in te grijpen. Hoe sterk je moet ingrijpen, hoe schematisch of selectief dat moet zijn, hoe vaak je die ingreep moet herhalen of op welke manier je de uitvoering precies aanpakt, daar zijn wel geschriften over terug te vinden. Dit is trouwens iets dat de uitvoerder best telkens weer kan afleiden uit de doelstelling van de beheerder. De ervaring leert dat het opstellen van een sluitende werkinstructie langer duurt dan de uitvoering in een gevarieerde verjonging.
voorbeelden uit de praktijk
Onder een licht dennenscherm gebeurde een tiental jaren geleden een terreinvoorbereiding om natuurlijke verjonging van grove den te verkrijgen. Dat lukte pleksgewijs goed en soms kregen we de berk er gratis bij. Verscholen tussen al die dennentakjes zijn nog te vinden: zaailingen Amerikaanse eik, opslag Amerikaanse vogelkers, vergeten aanplanting zomereik, zaailingen tamme kastanje, beuk en esdoorn. Een gemengd bestand in wording! De jongwasverpleging werd uitgevoerd met gemotoriseerd gereedschap. De meeste berken die zich breed begonnen te maken boven de grove dennen werden geveld, ook al was dat iets te laat. Er werden wat gedomineerde dennen afgezaagd om doorgang te maken (die spelen toch niet meer mee) en vooral de dominante slecht gevormde dennen werden geveld. In de dichte natuurlijke verjonging werd de kroonsluiting daarmee niet wezenlijk onderbroken, belangrijk! Ongewenste exoten werden benadeeld (Amerikaanse eik afzagen tegen de grond opdat de reeën de scheuten kunnen afvreten en heupkap bij de Amerikaanse vogelkers) en zeldzaamheden werden bevoordeeld, bijvoorbeeld door één concurrent weg te nemen bij weinig stabiele zaailingen, vormsnoei uit te voeren bij een loofboom met te weinig zijdelingse concurrentie.
Wat je dan meteen leert bij zo’n werk: je wil graag verplegingsgangen om niet verloren te lopen in de dichte onoverzichtelijke verjonging. En wat je een groeiseizoen later leert, de selectieve ingrepen werpen hun vruchten af maar misschien mocht de intensiteit van ingrijpen wel iets sterker geweest zijn.
In beter beloopbare omstandigheden, bijvoorbeeld onder scherm van bestaand bos, zijn er mogelijkheden om elementen van jongwasverpleging te combineren met exotenbeheer. Het gebruik van een verplegingszaag op batterij brengt mogelijkheden met zich mee: je kan er zowel concurrenten van opties tot 10-12cm DBH mee vellen, Amerikaanse vogelkers de kop uitzagen als vormsnoei tot 3m hoogte uitvoeren. In het groeiseizoen kan je nog een bijltje mee dragen om de ene of andere dikkere boom te ringen.
Robbie Goris is zelfstandig bosbeheerder. Hij beheert verschillende privé-domeinen waarbij hij zowel het beheer als de exploitatie in regie verzorgt. Zo gaan houtoogst en bosverpleging hand in hand. Daarnaast werkt hij op projectbasis voor overheden, organisaties en privé-eigenaars: snoeien voor houtkwaliteit, kabelondersteunde vellingen, aanplanting, lokale houtverwerking en lesgeven.
www.gorisbosbeheer.be
Gelieve als volgt te citeren:
Robbie Goris (2024) Jongwasverpleging. Bosrevue 115c.
ISSN 2565-6953 – Bosrevue 115c