Omstreeks 1759 hoopt de Britse prinses Augusta een tuin te creëren met alle planten van de hele wereld. Een dergelijke collectie verdient volgens haar raadgevers een plek in of nabij Londen, dat destijds als centrum van wereldoverheersing en financiële macht wordt beschouwd. Vanaf het einde van de achttiende eeuw worden deze Kew Gardens het “botanische wisselkantoor” van het Britse Rijk, waarbij een intensief transport van commercieel waardevolle planten plaatsvindt tussen de Oost-Indische en West-Indische regionen. Bijvoorbeeld van Mahonie uit Honduras (Swietenia macrophylla) naar Indië, Bangladesh, Indonesië en Fiji, waar vandaag het grootste deel van de wereldvoorraad echt Mahoniehout wordt geproduceerd. Of, in de andere richting, van Broodvrucht uit Tahiti (Artocarpus altilis) tot bij de slaven in Jamaica. In het eerste deel van deze tweedelige bijdrage keren we echter verder terug in de tijd, alsook dichterbij huis, om de belangstelling van de aristocratie in planten, hun schoonheid, bron van prestige én ecologie te belichten.
Naturaliën
Tuinen zijn van alle tijden. Denk bijvoorbeeld maar aan die van Nineveh, aan de oostelijke oever van de Tigris ter hoogte van de huidige Iraakse stad Mosul (of wat daar nog van overblijft). Volgens recent onderzoek bevinden zich daar zo’n 2700 jaar geleden werkelijk hangende tuinen (terwijl voor deze van Babylon tot dusver nooit een overtuigend bewijs is gevonden). Van veel recentere datum is echter de passie voor het verzamelen en cultiveren van zeldzame planten en dieren, die zich in Europa pas goed vanaf het begin van de 16de eeuw begint te verspreiden. We bevinden ons op dat moment in het “vroege moderne Europa,” waar politieke allianties niet enkel door diplomatie, verdragen en gearrangeerde huwelijken worden gesmeed, maar tevens door de uitwisseling van waardevolle objecten. Belangrijk onder deze laatste zijn de “naturaliën,” waaronder vooral planten en dieren, zowel levend, gedroogd als opgezet, groeiend in tuinen of afgebeeld op schilderijen, fresco’s of tapijten. Prinsen, hertogen en allerlei aristocraten – zowel mannen als vrouwen aan de top van de Europese elite – sparen kosten noch moeite om dergelijke zeldzame “voortbrengselen van de natuur” in bezit te krijgen en ze te bezorgen aan degenen wiens hulp ze verlangen.
Spectacular science
Aan de drang voor het verzamelen van deze naturaliën zitten echter nog andere dan politieke kantjes, zoals de wens om rijkdom, smaak en elegantie ten toon te spreiden. Deze wens valt bovendien samen met een oprecht verlangen naar kennis over het tentoongestelde. Hierdoor gaan planten en tuinen evenzeer tot de geschiedenis van de plantkunde behoren, als tot die van de cultuurgeschiedenis van de adel en de aristocratie. Net zoals de alchemische en astronomische experimenten van onderzoekers aan Europese hoven, wordt de studie van planten zo een deel van de “spectaculaire wetenschap:” een domein waarin een brede wetenschappelijke interesse in de natuur samenvalt met een verlangen naar vertoon.
Karel van Sint-Omaars en Karel van Sluis
Ons feitelijke verhaal begint bij de contacten tijdens de zestiende eeuw tussen de Vlaamse edelman-humanist Karel van Sint-Omaars (1533-1569) en de geneesheer-plantkundige Karel van Sluis, beter bekend als Carolus Clusius en Charles de L’Écluse (1526-1609). Clusius toont veel waardering voor de uiterst verzorgde tuin van zijn naamgenoot en prijst bovendien zijn generositeit en scherpzinnigheid als natuur-waarnemer. De botanicus bezorgt hem niet enkel talrijke planten uit het Middellandse-Zeegebied, maar verzamelt er ook in het Brugse, zoals blijkt uit de beschrijving van een Pseudo-asphodelus I., als een plant van welke de bladeren verschillen van een gladiool of van een kleinbladige Iris. Clusius schrijft dat hij deze heeft verzameld in een nat heidegebied te Maldegem op twee mijl van Brugge en preciseert dat dit is gebeurd tijdens een rit samen met Karel van Sint-Omaars vanuit Spanje. Raadpleging van een natuurhistorisch boek uit 1785, maakt duidelijk dat het hier gaat om Anthericum ossifragum, een synoniem van Narthecium ossifragum of Beenbreek. Zowel volgens de Vlaamse Flora-atlas als de observatiewebstek waarnemingen.be komt deze soort in het Vlaanderen van onze eeuw, met uitzondering van de West-Vlaamse Gulke Putten, enkel nog voor in natte heidegebieden in de Antwerpse en Limburgse kempen. Beide Karels tonen alleszins zowel aandacht voor inheemse en uitheemse, grasachtige, kruidachtige en houtachtige, als voor wilde en elders gekweekte planten (FIG. 1).
Figuur 1: Amandelboom en amandelen in de Libri Picturati (album 20, blad 82, recto): een “niet-samengesteld geneesmiddel” (simp. medic.), “gekweekt in tuinen en wijngaarden” (colitur in hortis et vinetis). In Zuid-Europa en Noord-Afrika ingevoerd vanuit het Midden-Oosten.
Waterlook
Omstreeks 1560 geeft Karel van Sint-Omaars de aan de Vlaamse tekenaar-kunstschilder Jacob van den Coornhuuse de opdracht om honderden, naer ‘t leven geconterfeyte (“natuurlijk afgebeelde”) aquarellen te maken van honderden zeldzame en nog niet eerder “gepubliceerde” planten en dieren. De aanwezigheid van verschillende monogrammen, stijlverschillen en de wisselende kwaliteit doen vermoeden dat er ook verschillende atelier-assistenten hebben meegewerkt aan de resulterende Albums van Sint-Omaars. Het grootste, botanische deel ervan bestaat uit een verzameling van maar liefst 1429 aquarellen van zowel zeldzame als algemeen voorkomende planten, met begeleidende teksten die vermoedelijk grotendeels afkomstig zijn van Clusius. Het geheel is na heel wat omzwervingen in de Jagiellonische universiteitsbibliotheek van Krakau in Polen belandt en leidt ginder vandaag een eerder naamloos bestaan als de “Libri Picturati A 18-30.” Aan heel wat van deze planten wordt tijdens de zestiende eeuw een medicinale werking toegeschreven. Bijvoorbeeld aan het scordium (A19, folio 18 r.), dat destijds tegen de dreigende pest wordt aangewend. De begeleidende tekst geeft aan dat het hier gaat om een “Scordium die groeit op vochtige en moerassige plaatsen” en in onze contreien destijds Waeterloock wordt genoemd. Een blik op de tekening wijst vervolgens duidelijk in de richting van Moerasgamander – Teucrium scordium – die bij het kneuzen inderdaad een kenmerkende knoflookgeur verspreidt. Volgens waarnemingen.be is het voorkomen ervan in ons land vandaag beperkt tot slechts één plek ten zuiden van Gent. Zich bewust van de waarde van de aquarellen voor de toenmalige geneeskunde, laat Karel van Omaars ze na aan de Leuvense universiteit om de studenten geneeskunde vertrouwd te maken met medicinale kruiden.
Karel van Arenberg
Vooral de godsdiensttroebelen confronteren de Leuvense universiteit in 1595 met een zodanige geldnood dat ze zich tot de aartshertogen Albrecht van Oostenrijk (1559-1621) en Isabella van Spanje (1566-1633) richt om een klein gedeelte van het “oorlogsgeld” te bekomen. In datzelfde jaar verkoopt de universiteit bovendien de albums van Karel van Sint-Omaars aan Karel van Arenberg (1550-1616), de op dat moment, na de regerende landvoogd, hoogst geplaatste edelman in de Zuidelijke Nederlanden. Ook deze Karel is sinds zijn jeugd gepassioneerd door planten en dieren, maar moet lange tijd aan deze interesse verzaken door verwikkeld te zijn in politiek, diplomatie en oorlog. Op latere leeftijd, in 1605 koopt hij echter een kasteel en park in Edingen, ten zuidwesten van Brussel, om zich daar volledig aan het verzamelen van planten en andere naturaliën te wijden. Samen met zijn vrouw Anna van Croÿ laat hij het verwaarloosde domein omvormen tot een van de mooiste tuinen in Europa. Zowel zijn bibliotheek, waarin zich de meest waardevolle botanische werken uit de 16de eeuw bevinden, als zijn persoonlijke contacten met Carolus Clusius, bevestigen zijn brede interesse en expertise in deze materie.
De Azteekse lelie
Via talrijke internationale contacten, inzonderheid in Spanje en Italië, slaagt Karel van Arenberg erin om zeldzame planten te bemachtigen. Hieronder twee exemplaren van de zogenaamde Azteekse lelie (Sprekelia formosissima), een soort amaryllis die inheems is in Mexico en Guatemala. Eén ervan bloeit voor de tweede keer in 1597 en wordt in een pot naar aartshertog Albrecht gebracht. Arenberg schenkt vervolgens, als een prinselijke gift, zijn tweede exemplaar aan de aartshertog, die net het plezier en het genoegen van het tuinieren aan het ontdekken is. Deze opeenvolging van gebeurtenissen – pronken met het eerste bloeiende exemplaar in een pot en de daaropvolgende schenking aan ‘s lands heerser van het op dat moment wellicht enige andere exemplaar van deze soort in Europa, bezorgt Arenberg veel prestige. Het maakt bovendien duidelijk hoezeer hoezeer eer en schenking verbonden zijn met vertoon en luxe. Een afbeelding van de in Arenberg’s tuin bloeiende Azteekse lelie is terug te vinden in één van Clusius werken. Het originele portret van de plant in waterverf waarop de houtsnede voor deze afbeelding is gebaseerd, is afkomstig van de hand van Karel van Arenberg en speciaal voor Clusius geschilderd. Het portret bestaat nog steeds als onderdeel van de Libri Picturati waaraan het door de schilder zelf is toegevoegd.
Figuur 2: De Azteekse lelie: een wat minder gesofisticeerd afgebeelde plant in de Libri Picturati (album 26, blad 25, verso)
Ecologisch denken
Kennis over de relatie tussen planten en hun omgeving wordt vanouds in verband gebracht met land- en tuinbouw, terwijl ecologie pas vanaf de 19de eeuw als een aparte tak van de biologie wordt beschouwd. Tot de voorouders van het ecologisch denken worden mensen als Theophrastus of Eresus (370–285 VC) gerekend, die de relatie tussen planten, klimaat, bodem bestuderen, soorten aan bepaalde habitats koppelen en een zeker besef plantengemeenschappen laten blijken. Tijdens de Renaissance (14de – 17de eeuw) – wanneer deze oude kennis wordt gekoppeld aan nieuwe wetenswaardigheden over zowel de Europese flora, als over deze in nieuw ontdekte continenten – duikt dit ecologische denken op in wetenschappelijke verhandelingen en illustraties, die planten in hun natuurlijke omgeving benaderen.
Plantenecologische flora avant la lettre
Het hierboven besproken deel van de Libri Picturati kan worden beschouwd als een unieke bron voor de geschiedenis van de plantenecologie. Ze bevat afbeeldingen van meer dan 1000 plantensoorten, hoofdzakelijk uit NW-Europa en het Middellandse Zeegebied, maar ook uit Azië en Amerika. Zowel de illustraties als de begeleidende teksten bieden ons een overzicht van de ecologie tijdens de Renaissance. Ze biedt ons informatie over het klimaat, de bodem en habitats en plantengemeenschappen waarin bepaalde soorten gedijen. We vinden er zowel beschrijvingen in terug van groeivormen van planten, als van aanpassingen aan specifieke omstandigheden, zoals bij zouttolerante planten aan de kust of bij parasitische bloeiende planten. Alsook informatie over de bloeiperioden (fenologie) en de geografische verspreiding. Van heel wat soorten zijn zowel Vlaamse, Latijnse, Griekse, Duitse, Italiaanse als Franse soortnamen opgenomen. Zo leren we onder meer over het voorkomen van Kleine veenbes (Vacinia palustria ofwel veenbesien) in de humidis Brabantiae et Hollandiae ericetis ( = de vochtige Kempische heiden, waar ze vandaag nog steeds voorkomt). Alsook over de vroeger rijpe, destijds algemene Blauwe bosbes (craeckebesien), die ook in beboste streken zoals rond Leuven te vinden is. Het is aannemelijk dat een groot deel van deze gegevens, in het bijzonder deze over de flora van NW-Europa, het resultaat zijn van vele jaren waarnemingen, zowel in de natuur als in tuinen. Aangevuld met literatuurgegevens met betrekking tot ZW-Europa en het Middellandse-Zeegebied in het bijzonder. Het destijds reeds relatief hoge niveau van verstedelijking en verstoring van de natuurlijke omgeving wordt weerspiegeld in het hoge aantal soorten die enkel in de directe omgeving van de mens voorkomen (synantrope flora).
Geschilderde plantentuin
De meeste gegevens over de planten in de Libri Picturati worden bevestigd door recente kennis. Alhoewel deze informatie vanzelfsprekend onvolledig is, illustreert het grote aantal ecologische kwesties in de collectie niettemin het proces van het ontstaan van moderne kennis over de relaties tussen planten en hun omgeving. Het mag duidelijk zijn dat het bereikte kennisniveau niet enkel het resultaat is geweest van theoretische interesse, maar ook van veldstudies gericht op het vinden van nieuwe planten voor hun introductie in tuinen, aangevuld met het hoge niveau van de tuinbouwkundige praktijk in de Nederlanden op het einde van de 16de eeuw. Het is dus een huwelijk tussen theorie en praktijk, die, in de wieg van een moderne wetenschap, zo’n prachtige nakomeling heeft voortgebracht in de vorm van de “geschilderde plantentuin” in de Libri Picturati.
ISSN 2565-6953 – Bosrevue 65b
-
Referenties
Anonymus (2017) Almond – Wikipedia, The Free Encyclopedia. URL: https://en.wikipedia.org/wiki/Almond
Anonymus (2017) Simplicia und Composita – Wikipedia, die freie Enzyklopädie. URL: https://de.wikipedia.org/wiki/Simplicia_und_Composita
Anonymus (2017) Waarnemingen afkomstig van Waarnemingen.be, een initiatief van Natuurpunt Studie vzw en de Stichting Natuurinformatie – URL: https://waarnemingen.be
Roeykens A (1976-1978) Le Prince-Comte Charles d’Arenberg et le Célèbre Botaniste Charles de L’Écluse – Quatre lettres inédités (1595-1609). Annales du Cercle Archéologique d’Enghien 18: 72-82
Cruickshank D (2009) Cruickshank on Kew: The Garden That Changed the World. BBC 2 – URL: https://www.youtube.com/watch?v=I2tqN6FV6H0
Dalley S (2013) The Mystery of the Hanging Garden of Babylon: an elusive World Wonder traced, Oxford University Press
Miller P (1754) The Gardeners Dictionary (…) In Three Volumes (Vol. I-III). The Fourth Edition. London.
Rittersma RC (ed.) (2010) Luxury in the Low Countries – Miscellaneous Reflections on Netherlandish Material Culture, 1500 to the Present. Pharo Publishing (Brussels)
Rozier (Abbé) (1785) Observations sur la physique, sur l’histoire naturelle et sur les arts, aves des planches en taille-douce – Tome XXVI. Bureau du Journal de Physique, Rue & Hôtel Serpente (Paris)
Van Landuyt W et. al. (eds.) (2006) Atlas van de Flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest. Instituut voor natuur- en bosonderzoek, Nationale Plantentuin van België & Flo.Wer
Wille H (2008a) De albums van Karel van Sint Omaars – Een aristocratisch natuurobservator uit de Renaissance – Doctoraatsverhandeling KU Leuven – Faculteit Letteren – Departement Geschiedenis. Onuitgegeven.
Wille H (2008b) De albums van Karel van Sint Omaars – Een aristocratisch natuurobservator uit de Renaissance – Catalogus aquarellen (Libri Picturati 16-30, Jagiellonskabibliotheek, Krakau). Onuitgegeven.
Wille H (2008c) De albums van Karel van Sint Omaars – Een aristocratisch natuurobservator uit de Renaissance. Catalogus van de tekst bij de aquarellen (Libri Picturati 16-30, Jagiellonskabibliotheek, Krakau). Onuitgegeven.
Zemanek A, Savoiab AU, Zemanek B (2007) The beginnings of ecological thought in the Renaissance: an account based on the Libri Picturati A. 18–30 collection of water-colours. Archives of natural history 34 (1): 87–108
Meer info: hans.baete@gmail.com