Ken jij het concept van de trage wegen al? Het zijn paden of wegen die bestemd zijn voor niet-gemotoriseerd verkeer en bij uitstek dus geschikt voor wandelaars, fietsers en ruiters. Ons land ligt bezaaid met trage wegen. Samen vormen die veldwegen, kerkwegels, jaagpaden, vroegere treinbeddingen, holle wegen, bospaden en doorsteekjes een dicht netwerk. De trage wegen brengen je vlot, veilig en gezond naar werk, school of winkel. Je kan er sporten, spelen en van rust en natuur genieten.
Bijna alle trage wegen hebben historische roots. De geschiedenis van sommige veld- of kerkwegels gaat terug tot in de Romeinse tijd. Het zijn relicten die getuigen van oude verbindingen tussen dorpskernen (kerkwegels), van vroegere doorgangen voor landbouwers (karrensporen), van wegen die werden gebruikt om boten voort te slepen (jaag- en dijkpaden op oeverstroken) of van verdwenen trein- en tramverbindingen. Trage wegen vertellen heel wat over de eigenheid van een dorp of een streek. Ze zijn vaak levend erfgoed waarover heel wat anekdotes en legendes bestaan. Denk maar aan de smokkel- en molenpaadjes.
Trage wegen zijn, zeker in Vlaanderen, ook van belang voor natuurontwikkeling. In onze dichtbebouwde contreien zijn de overblijvende natuurgebieden klein en sterk versnipperd. Trage wegen zorgen voor een ecologische verbinding tussen natuurgebieden, waardoor tal van planten en dieren zich kunnen verspreiden over een groter gebied. Daarnaast zijn trage wegen een specifieke biotoop voor verschillende planten en insecten. Holle wegen nemen hierbij een specifieke plaats in door hun hoge ecologische en landschappelijke waarde.