Updates
Nieuws

Stem voor het bos

© Gemaakt door AI

Welke partijen komen op voor een duurzame toekomst, voor jou maar ook voor bos en natuur? Hoe stem je straks voor een daadkrachtig beleid dat bossen en bomen centraal stelt en werk maakt van een gezond leefmilieu? Wij lijsten 7 stellingen op zodat jij geïnformeerd kan stemmen.

Om dat in beeld te krijgen, hebben we vanuit de milieubeweging(*) een uitgebreide lijst van stellingen aan onze Politieke partijen voorgelegd. Voor verschillende thema’s hebben we hen zo gevraagd aan te geven in welke mate ze het standpunt van de milieubewegingen* Deze partijwijzer is een initiatief van Bond Beter Leefmilieu, BOS+, Canopea, Greenpeace, Natagora, Natuurpunt en Vogelbescherming Vlaanderen. Dit kadert in de campagne ‘Ik verdien meer’, die de volledige milieubeweging heeft opgezet naar aanleiding van de verkiezingen in 2024. Zie ook https://www.ik-verdien-meer.be/partijwijzer, onderschrijven. Dat deden ze met een score van 1 (helemaal niet akkoord) tot 5 (helemaal akkoord) en een korte motivatie. Je kan die motivaties zelf nalezen in deze brochure, wij gebruikten ze voor onze analyse per stelling. Uit de lijst van 38 stellingen, selecteerde BOS+ er 7 die samen een helder beeld geven op de positie van bos, bomen en natuur in de posities van onze politieke partijen. We bundelen ze voor jou in deze partijwijzer voor een bosvriendelijk beleid. 

Vlaanderen is, met een bosindex van amper 10,3% één van de meest bosarme regio’s van Europa. Al in 1997 formuleerde het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen concrete bosuitbreidingsdoelen, met 10.000 hectare effectieve en additioneel nog eens 10.000 hectare planologische bosuitbreiding. Helaas bleef het vooralsnog bij papieren beloften. De bosoppervlakte in Vlaanderen is de voorbije twee decennia gestagneerd. In haar regeerakkoord 2019-2024 herhaalde de Vlaamse regering de taakstelling van 10.000 ha bosuitbreiding, en beloofde die te realiseren tegen 2030 (waarvan 4.000 ha binnen deze legislatuur). Ook veel lokale besturen engageerden zich tot de uitbreiding van hun bosareaal, maar desondanks blijven een aantal belangrijke drempels de bosuitbreiding afremmen, en komen we niet op kruissnelheid voor het behalen van de beloofde doelen. 

We beginnen deze partijwijzer met wat een verworven beleidsambitie zou moeten zijn, want de belofte van 10.000 hectare effectieve bosuitbreiding werd al in 1997 ingeschreven in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, en recent door de huidige Vlaamse Regering hernieuwd. De hoge scores mogen dan ook niet verrassen, zeker niet van de meerderheidspartijen N-VA en (zij het met meer voorbehoud) Open Vld. Problematisch daarentegen is de positie van CD&V, die door zich niet akkoord te verklaren en de ambitie ‘onhaalbaar en onwenselijk’ te noemen, haar eigen regeerakkoord afvalt. Dat suggereert ook een weinig constructieve houding van deze regeringspartner in het huidig beleid. Als struikelblok voor grootschalige bosuitbreiding wijst CD&V naar de hoge (en toenemende) bevolkingsdichtheid van Vlaanderen, maar evengoed kan je die redenering omkeren. Nét in onze dichtbevolkte en sterk verstedelijkende regio zijn investeringen in meer bos en natuur hoogst nodig. Dat ook de oppositie deze doelstelling volmondig onderschrijft, is positief. Vooruit en Groen spreken daarbij zelfs over een versnelling, in het geval van Groen met een specifieke ambitie van 30.000 hectare extra bosuitbreiding op de langere termijn. Dergelijke bosuitbreiding zou de Vlaamse bosindex gevoelig opkrikken (van zo’n 10% naar ruim 12%), en hoewel dat nog steeds bijzonder laag is, zetten we daarmee wel een belangrijke en noodzakelijke stap vooruit.

Met onze import en consumptie draagt de consument onbewust bij aan het verdwijnen van ecosystemen, vooral in het buitenland. Nieuwe Europese zorgplichtwetgeving en wetgeving op ontbossingsvrije producten biedt kansen om dit te stoppen, maar daarvoor is het vervullen van een aantal randvoorwaarden cruciaal. België moet de controlecapaciteit fors uitbreiden om handhaving van zulke wetgeving te garanderen en op Europees niveau het pleidooi voeren voor een breder toepassingsgebied ervan (inclusie van de financiële sector, meer ecosystemen, meer producten). We moeten ook meer ondersteuning bieden aan landen in het globale zuiden waaruit we deze producten importeren om ze op een duurzame en eerlijke manier te kunnen produceren. Dit alles in het kader van een holistische aanpak om toeleveringsketens te verduurzamen, zodat natuurvernietiging niet op ons bord belandt.

We zijn blij dat wereldwijde ontbossing over de partijen heen erkend wordt als probleem, waar ook ons land verantwoordelijkheid in draagt. Bij de meesten zien we bovendien bijval voor de voorgestelde randvoorwaarden die van zorgplichtwetgeving voor bedrijven een succes kunnen maken. Groen en Vooruit ondersteunen ook expliciet de uitbreiding en aanscherping ervan. Open Vld daarentegen is het meest terughoudend en voert liever een minder restrictief beleid. Het klopt dat ontbossing effectief stoppen ook constructieve deeloplossingen vereist van producent tot consument, maar vrijwillige engagementen hebben tot nu toe geen zoden aan de dijk gebracht. Dat bevestigen ook de andere partijen. Under our watch komt illegaal hout nog steeds op grote schaal de Europese markt binnen, dus meer controlecapaciteit en handhaving – als verantwoordelijkheid van de lidstaten – verdient wel degelijk aandacht. Open Vld wijst verder ook naar veranderende consumptiepatronen en de verantwoordelijkheid van de consument. Nochtans beschikt die consument op dit moment over bitter weinig handvaten om bewust ontbossingsvrij te kunnen kopen, laat staan om op een duurzame productie te wegen. Net daarom werd  zorgplichtwetgeving in het leven geroepen: om te vermijden dat destructieve producten überhaupt een keuze kunnen zijn. Die verantwoordelijkheid van bedrijven wordt benadrukt door PVDA. Tenslotte viel het ons op dat er geen bezwaren  worden geuit vanuit CD&V en N-VA voor inclusie van de financiële sector in zorgplichtwetgeving.

De voorbije decennia verdween per dag gemiddeld één groot voetbalveld aan bos in Vlaanderen. Dat gaat lijnrecht in tegen de doelstellingen van het Europees  biodiversiteits- en klimaatbeleid, en internationale engagementen om ontbossing wereldwijd te stoppen. Bovendien is één derde van het bos in Vlaanderen ‘zonevreemd’ en dus extra bedreigd, waaronder ook oude, grote en ecologisch waardevolle bossen. Het bosdecreet voorziet een decretale afbakening en bescherming van deze waardevolle bosgebieden, maar aan die taakstelling is door de Vlaamse regering tot op heden nog geen invulling gegeven.  

Een betere bosbescherming wordt wat ons betreft één van de speerpunten van het volgend regeerakkoord. Het is dan ook hoopgevend te lezen dat bijna alle partijen – PVDA, Groen en Vooruit op kop – hier een echte prioriteit van willen maken. Alleen Open Vld verzet zich fel tegen het voorstel. Ze benoemt ook enkele specifieke oorzaken van ontbossing zoals die op de huiskavel, natuurontbossingen en illegale ontbossing, maar komt daarmee niet tot de kern van het probleem. De 200 à 300 hectare ontbossing die jaarlijks vergund wordt, situeert zich niet hier, maar bij nieuwe ontwikkelingen, industrie, infrastructuur etc. Met dit standpunt lijkt de partij dus vooral te tonen hoe ze het (algemeen) belang van natuur ondergeschikt maakt aan andere belangen, en hoe ze vanuit die opvatting – misschien zelfs als enige binnen de huidige meerderheid – acties voor bescherming van bos en natuur blokkeert. Interessant is namelijk dat ook N-VA zonevreemde bossen wil beschermen, een ambitie die ze weliswaar afgelopen legislatuur al had kunnen waarmaken onder de bevoegdheid van minister Demir. Hierbij verwijst ze naar de opstart van een GRUP (ruimtelijk uitvoeringsplan) voor een aantal zonevreemde bossen, wat en belangrijke eerste stap kan worden maar waarbij het wachten is op de schaal het ambitieniveau waarover dit gaat. CD&V bepleit ‘een definitieve bescherming’ (in plaats van een tijdelijk moratorium), maar hoe ze die wil realiseren wordt niet vermeld. Ze vragen daarbij meer duidelijkheid over wat ‘waardevol bos’ definieert, maar die afbakening is net inherent deel van de beschermingsopdracht. Groen en Vooruit leggen wel uit hoe ze een betere bescherming concreet willen aanpakken: door beslissingen over ontbossing via een bindend advies van het Agentschap voor Natuur en Bos de facto op het Vlaams niveau te tillen (Groen) en door een verhoogde boscompensatieplicht en aandacht voor illegale ontbossing (Vooruit).

Het belang van natuur in de buurt voor de fysieke en mentale gezondheid blijkt steeds meer uit wetenschappelijke studies, maar ook voor aanpassing aan het veranderende klimaat met meer hittegolfdagen (51 per jaar tegen 2050) is natuur in de woonomgeving bijzonder nuttig. Het streefdoel is de 3-30-300 regel: uit elke woning is er zicht op 3 bomen, elke straat heeft een boomkroonbedekking van minstens 30% en iedereen vindt op 300 meter van hun deur een toegankelijke groenzone. Steden en gemeenten moeten ondersteund worden in het versterken van hun groenbeleid, bv. via de invoering van een groennorm en sterkere regelgeving voor de bescherming van stadsbomen. Steden en gemeenten moeten ondersteund worden in het versterken van hun groenbeleid, bv. via de invoering van een groennorm en sterkere regelgeving voor de bescherming van stadsbomen. 

Het goede nieuws is dat alle bevraagde partijen het belang erkennen van groen (en blauw) in de stad, voor het mentaal en fysiek welzijn van bewoners en om de omgeving te wapenen tegen klimaatverandering en toenemende hitte. PVDA en Groen vinden een groennorm op basis van de 3-30-300 regel daarvoor het juiste instrument, Groen wil die ook wettelijk verankeren. Vooruit spreekt zich niet uit over deze specifieke regel, maar wil wel een ambitieus groenbeleid voeren met specifieke aandacht voor sociale rechtvaardigheid en groen-arme wijken. Vreemd genoeg stelt vooral de huidige Vlaamse regering zich terughoudend op tegenover de 3-30-300 regel, terwijl deze recent nog door minister Demir naar voren geschoven werd als ‘richtinggevende groennorm’ na en op basis van een stevige onderbouwing in een wetenschappelijk rapport. De positie van CD&V is in die zin opmerkelijk; ze scoren de stelling vrij hoog maar dat moet genuanceerd worden door de stevige kritiek in hun motivering. Ze noemen de regel een ‘onoordeelkundige maatstaf’ en benoemen (opnieuw) onze bevolkingsgroei als tegenargument – terwijl vergroening ook alleen maar urgenter en belangrijker wordt met een toenemende bevolkingsdichtheid. Open Vld verzet zich dan weer tegen een ‘verplichte en eenzijdige norm vanuit een individueel perspectief’. Dat gaat weliswaar voorbij aan het idee dat deze regel op grotere schaal kan doorwerken, en ook prioritering (bijvoorbeeld op basis van socio-economische factoren) toelaat. Het is dan ook jammer als dit de ambities voor meer stadsgroen zou blokkeren.

Hier zijn de meningen ruwweg op te delen in twee kampen. Groen, Vooruit en (minder uitgesproken) PVDA kiezen vóór meer natuurbescherming, met concrete plannen voor de invulling van de oppervlaktedoelstellingen, en met een focus op natuurverbinding. CD&V, Open Vld en NVA nemen een neutrale positie in, maar daar plaatsen we wel vraagtekens bij. Vooral CD&V en Open Vld voeren op dit moment een actief pleidooi tégen bijkomende ruimte voor natuur, en gaan met dit pauzeknop discours lijnrecht in tegen de logica van de stelling. In het publieke debat plaatsen beide partijen natuurdoelen vaak tegenover andere maatschappelijke belangen, en framen de bescherming ervan als een rem op onze economie, in plaats van de basis van ons welzijn. Zeker de 10% strikt beschermde natuur – een grotere uitdaging dan de 30% waar meer activiteiten toegelaten zouden blijvenvormt voor verschillende partijen een struikelblok. (Overigens spreekt enkel Groen zich expliciet uit voor die strikte bescherming.) In tijden van biodiversiteit- en klimaatcrisis, en overdonderende bewijslast van waarde ecosysteemdiensten, is negatieve impact op de samenleving van natuurbescherming een achterhaald tegenargument.  NVA en Open Vld wijzen verder op het Europese karakter van de doelstellingen, en vinden dat Vlaanderen niet dezelfde ambitie moet halen. Ook hier duikt het argument van de bevolkingsdichtheid weer op, en ook hier kaatsen we de bal terug: net omdat natuur bij ons extreem onder druk staat, zijn bijkomende inspanningen om ze te beschermen extreem dringend en nodig.

Elke dag wordt in Vlaanderen 3,8 hectare extra open ruimte ingenomen voor bebouwing en we hebben nu al het grootste ruimtebeslag van Europa. Vlaanderen heeft als doel die inname te herleiden tot nul tegen 2040 en 30.000 van de 80.000 hectare bouwgrond te schrappen. De volgende Vlaamse regering moet de koe bij de horens vatten en netto 2.000 hectare per jaar van de slechtst gelegen harde bestemmingen schrappen (zoals bouwgrond in overstromingsgebied, waardevolle natuur en bos), zodat op het einde van de legislatuur minstens 10.000 hectare aan harde bestemmingen zijn geneutraliseerd. 

De huidige meerderheidspartijen tonen zich koele minnaars van deze maatregel. Nochtans hebben zij ook deze legislatuur de bouwshiftdoelen bekrachtigd. Open Vld en N-VA verklaren het wel eens te zijn met die doelstelling, maar niet met het voorgestelde middel. Hoe we dan wel tot die horizon moeten raken, wordt niet uitgelegd. CD&V benadrukt terecht dat er voldoende financiële middelen moeten vrijgemaakt worden voor compensaties, maar gaat daarmee voorbij aan de nieuwe, en voor de overheid veel duurdere planschaderegeling die de bouwshift een stuk lastiger maakt, en die de partij onlangs nog maar mee gestemd heeft. Groen en Vooruit gaan volledig akkoord met de voorgestelde ambitie, en stellen beide meteen een geïntegreerde aanpak voor. Voor Vooruit gaan kernversterking en vrijwaren van open ruimte hand in hand, voor Groen worden die bouwshiftdoelen gekoppeld aan natuurdoelen. PVDA scoort de stelling neutraal maar beargumenteert wel het belang van de bouwshift en expliciteert (als enige partij) dat de planschaderegeling daarvoor zal moeten worden teruggedraaid, zodat eigenaars vergoed worden voor hun effectief verlies op basis van de geïndexeerde aankoopprijs, maar niet voor speculatie op basis van de marktwaarde. Over het vrijwaren van overstromingsgebied ten slotte is er wel consensus: dat bouwen op waterzieke gronden niet meer van deze tijd is, hebben alle partijen gelukkig begrepen.

Om op ons Belgisch grondgebied naar een landbouw binnen de milieugrenzen te evolueren, zonder conflict ook tussen dierlijk en menselijk voedsel en in lijn met onze klimaatdoelen, is het noodzakelijk de omvang van de veestapel te verminderen als we over voldoende grond voor voedselproductie willen beschikken. Deze afbouw van de veestapel moet in de eerste plaats gericht zijn op (niet-grondgebonden) industriële bedrijven die uitsluitend gebaseerd zijn op een hoge veedichtheid en geïmporteerd veevoeder. Deze transitie moet stapsgewijs gebeuren en sociaal en economisch aanvaardbare oplossingen voor de betrokken landbouwers garanderen. 

Deze stelling oogst weinig bijval, vooral dan bij de huidige Vlaamse meerderheidspartijen. CD&V is helemaal niet akkoord, omdat niet minder dieren maar een kleinere voetafdruk per dier volgens haar het doel is. Ook Open Vld is efficiëntieverhoging – dankzij innovatie –  genegen. Een afbouw van de productie bij ons zou volgens deze partijen leiden tot meer import uit het buitenland, wat nefast zou zijn omdat die voetafdruk bij ons kleiner is. Daar wringt net het schoentje: de productie moet over de hele wereld omlaag. De essentie van het probleem met veeteelt is dat er enorm veel ruimte voor nodig is. Onze veestapel legt een enorm beslag op akkerland in Vlaanderen én op grond in het buitenland. Door die honger naar ruimte zijn graasweides en veevoerproductie samen de grootste oorzaak van wereldwijde ontbossing. Het potentieel van efficiëntieverhoging als oplossing is ook beperkt: er is een bovengrens aan de hoeveelheid melk en vlees dat een dier kan leveren, en daar zal nog steeds meer ruimte voor nodig zijn dan voor plantaardige alternatieven. De enige duurzame oplossing – voor verschillende uitdagingen van planetaire proporties zoals ontbossing, ruimtegebrek, klimaat en stikstof – is een voedselsysteem met minder dieren. Gezien onze enorm hoge vleesconsumptie, zou het zelfs passend zijn om daar mee het voortouw in te nemen. In tegenstelling tot CD&V kan Open Vld zich wel vinden in die nodige afbouw, samen met N-VA en PVDA. Maar die vinden de (timing van) het streefdoel te ambitieus. Vooruit en Groen gaan het meest akkoord met de stelling. Wat opvalt tot slot, is dat  aandacht voor de moeilijke situatie van landbouwers aan bod komt bij Vooruit, Groen en PVDA, maar niet bij de meerderheidspartijen. 

Benieuwd naar de andere stellingen? Je kan ze hier lezen: https://www.ik-verdien-meer.be/partijwijzer

Terug

Amazonewoud in Ecuador beter beschermd door project met de Sápara

Ontbossing bedreigt nu ook beschermd natuurreservaat en inheemse gemeenschappen in Peru

Lees meer artikels