Heuglijk nieuws: vandaag rolt onze 100ste Bosrevue van de digitale persen. Reken daar ook nog de Groene Band bij, de voorloper van de Bosrevue, en je weet dat BOS+ al meer dan 50 jaar nieuwe wetenschappelijke kennis en inzichten over bos en bomen naar een breed publiek vertaalt. Doorheen de jaren onderging het medium uiteraard een aantal gedaantewissels: van een gestencild blad dat nog naar verse inkt rook wanneer het bij u in de bus viel, vervelde het tot het wetenschapsnieuws dat we u vandaag digitaal, gratis en makkelijk toegankelijk presenteren. Nog elke maand komen er lezers bij, en ik laat me vertellen door experten dat de doorklikratio’s naar de artikels telkens indrukwekkend hoog zijn. Waarvoor natuurlijk onze oprechte dank!
Ook onze auteurs doorheen al die jaren zet ik heel graag even in de bosbloemetjes. Zonder hen geen Bosrevue! En sta me toe hier ook even mijn collega’s van het redactiecomité (en hun voorgangers van vele vele jaren) te vermelden, want zij zorg(d)en er achter de schermen natuurlijk voor dat het afgewerkt product met grote regelmaat in uw brievenbus viel of in uw mailbox ploinkt. In wat volgt, geven we u ook enkele frappante cijfers mee over wat 100 Bosrevues zoal verteld en betekend hebben.
In dit edito wil ik het echter even hebben over de fundamentele reden waarom we de Bosrevue eigenlijk reeds al die jaren uitgeven. Onze “mission statement” geeft het heel mooi weer: “De Bosrevue vertaalt wetenschappelijk bosonderzoek naar praktische beheertoepassingen op het terrein.” Laagdrempelige wetenschapscommunicatie over actuele, state of the art, kennis over bosbeheer en -ecologie is dus ons doel. Laat ons daar even dieper op ingaan.
Eerst en vooral is er de vaststelling dat er veel over het (Vlaamse) bos geweten is en dat die kennis nog elke dag aangroeit: in het zeer bosarme Vlaanderen wordt indrukwekkend veel en indrukwekkend goed aan bos- en natuurwetenschap gedaan. Heel wat bosrijkere regio’s en landen kunnen ons de kwantiteit en kwaliteit van het onderzoeksvolume aan onze diverse wetenschappelijke instellingen en universitaire vakgroepen benijden. Om het met een boutade uit te drukken die ik voor het gemak even steel van één van onze vooraanstaande bosproffen: “Vlaanderen heeft wellicht de grootste dichtheid ter wereld aan boswetenschappers per hectare bos.”
Dat is natuurlijk een ongelooflijke sterkte. Het maakt dat onze wetenschappelijke gemeenschap heel veel weet over de dynamieken die de ecologie van onze bossen bepalen, over de impact van bepaalde beheerkeuzes, over de verstoring die de klimaatcrisis betekent en hoe we ons daartegen kunnen wapenen, over de ineenstorting van onze biodiversiteit en hoe we daar misschien nog iets kunnen aan doen, over het gisteren, het vandaag en het morgen van onze bossen en bomen, …
Ik ben er echter ook vast van overtuigd dat onze wetenschappelijke gemeenschap het aan zichzelf maar ook aan ons, de bosliefhebber en de bosbeheerder, verplicht is om al die kennis op een bevattelijke manier met ons te delen. Met de Bosrevue zetten we daar heel graag mee onze schouders onder, maar ik wil de Vlaamse boswetenschappers en hun leidinggevenden hier toch ook op hun verantwoordelijkheid wijzen. De doorvertaling van wetenschappelijke inzichten naar toepasbare kennis is van cruciaal belang voor een goed functionerende samenleving en het zijn in de eerste plaats de wetenschappers zelf die daar de voortrekkers van (moeten) zijn.
Iedereen die de voorbije jaren de actualiteit met een ietwat klare blik gevolgd heeft, zal het belang van goede wetenschappelijke informatie in het publieke debat onderschrijven. Of het nu gaat over covid, de klimaatcrisis of PFOS, in deze gepolariseerde tijden nemen fake news en alternative truths hand over hand toe. Vaak zijn het dan wetenschappers die objectief, op basis van feiten en wars van anekdotiek, klaarheid scheppen in een voor velen verwarrende realiteit. Ook in ons eigen bosverhaal circuleren geregeld loze geruchten en halve waarheden die we maar beter op hun realiteitsgehalte checken en waar nodig corrigeren. Bovendien rolt er een tsunami aan maatschappelijke en ecologische veranderingen op ons en onze bossen af, waardoor het nog belangrijker wordt om ecologische dynamieken goed te doorgronden zodat we onze bossen veerkrachtig en future-proof kunnen blijven beheren.
Vandaag is het echter zo dat wetenschappelijke publicaties meer en meer achter de pay-walls van de grote wetenschappelijke tijdschriften zitten. Dat leidt tot de paradoxale vaststelling dat we als “gewone burger” – met wiens belastinggeld het meeste wetenschappelijk onderzoek tenslotte toch gefinancierd wordt – meestal geen toegang krijgen tot de resultaten van dat onderzoek.
Maar er is nog een tweede probleem: zelfs als we die gepubliceerde artikels toch in handen krijgen, stellen we vast dat het technische jargon en de ingewikkelde statistische analyses eigen aan het wetenschappelijk onderzoek voor velen onder ons gewoon te taai zijn om er ons doorheen te ploegen en tot een duidelijk begrip van de onderzochte kwestie en de daarbij horende conclusies te komen. Wetenschappelijke studies tonen bovendien aan dat het met de leesbaarheid van deze wetenschappelijke artikels niet de juiste richting uitgaat: zo is een toenemend percentage ervan zelfs niet meer begrijpelijk voor “gewone” universitair opgeleiden die geen wetenschapper zijn.
Het is duidelijk dat cruciale doelgroepen, in ons geval niet alleen de bosbeheerders maar bv. ook journalisten en beleidsmakers, hierdoor de facto uitgesloten worden van deze nieuwe inzichten. Iedereen zal begrijpen dat dit een ivoren toren creëert en dat dit verre van wenselijk is.
De grondreden voor de problematiek is welbekend: de financiering en het succes van de carrière van heel wat onderzoekers hangt veel te eenzijdig af van het aantal publicaties in gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften en allerminst van het bereik dat ze hebben buiten de wetenschappelijke incrowd. En tenzij de wetenschapper in kwestie zelf spontaan bijkomende inspanningen levert om zijn of haar kennis ook op andere manieren door te geven, blijft deze dan ook vaak van de maatschappij afgesloten door pay walls en jargon dat voor velen onder ons (ondergetekende incluis) gewoon vaak veel te moeilijk is.
Dus ja, er kunnen zeker vragen gesteld worden bij het verdienmodel van veel wetenschappelijke tijdschriften dat ervoor zorgt dat kennis die met publieke middelen wordt gegenereerd, ontoegankelijk wordt gemaakt voor geïnteresseerde burgers (en overigens ook voor wetenschappers uit minder kapitaalkrachtige landen). En ja, wetenschappers zouden meer aandacht moeten besteden aan het gebruik van heldere taal in hun originele publicaties. Maar de belangrijkste boodschap lijkt hier vooral dat wetenschappers naast het halen van hun publicaties ook een andere communicatieopdracht hebben die velen onder hen momenteel toch wel wat verwaarlozen. Persoonlijk vind ik dat het óók een kerntaak van onze wetenschappelijke gemeenschap is dat ze zelf pro-actief en gevarieerd communiceert over het gevoerde onderzoek via laagdrempelige, gerichte en bevattelijke teksten, en dat ze zelf de belangrijkste inzichten en boodschappen actief deelt met de mensen in de praktijk.
Gelukkig zijn sommige wetenschappers zich daarvan bewust, en slagen ze erin om – via Bosrevue of andere gelijkaardige fora, en/of door als expert op te treden in de media – hun kennis wel op meer bevattelijke, toepasbare en toegankelijke wijze vrij te geven. Hulde aan hen. Met BOS+ blijven we graag mee onze schouders onder deze vertaalslag zetten, omdat het een cruciaal element is om ons bosbeheer te laten aansluiten op de noden van een snel veranderende wereld.
Maar laat ons wel wezen: heel wat boswetenschappers en de organisaties waarvoor ze werken, kunnen nog veel beter doen. Voor elke onderzoeker die zich bewust is van haar of zijn rol op vlak van wetenschapscommunicatie, zijn er helaas ook researchers die die moeite (nog) niet of veel te weinig doen. Ik durf ook beweren dat onze onderzoeksinstellingen vandaag weliswaar veel onderzoekers per hectare Vlaams bos herbergen, maar tegelijkertijd ook veel en veel te weinig professionele communicatiemedewerkers. De tijd is nochtans rijp om via uitgekiende perswerking, goed gebouwde websites, actief gebruik van sociale media, en zelfs echte campagnes rond laagdrempelige wetenschapscommunicatie onze wetenschappelijke boskennis veel meer uit te dragen. Buitenlandse voorbeelden bewijzen dat het kan.
Wetenschappers krijgen daar bovendien ook veel meer voor terug dan ze op het eerste gezicht misschien denken. Wanneer ze duidelijk(er) en vaker communiceren over hun vakgebied en de maatschappelijke inzichten waartoe hun onderzoek leidt, dan resulteert dit ook in een groter begrip en een sterker draagvlak voor wat ze doen, wat op de middellange termijn natuurlijk ook cruciaal is voor hun financiering. Bovendien leidt goede wetenschapscommunicatie ook tot tweerichtingsverkeer: door de dialoog aan te gaan met andere, niet-wetenschappelijke doelgroepen, zullen wetenschappers geconfronteerd worden met vragen en suggesties die vaak heel anders zijn dan die van hun wetenschappelijke collega’s. Dit verplicht hen tot andere, vaak heel interessante, kijkrichtingen op hun eigen onderzoeksonderwerpen. Het verrijkt het debat en het verplicht wetenschappers om hun narratief scherp te stellen. De meeste succesvolle wetenschappers zijn daar overigens vaak meesters in.
Tot slot zullen de wetenschappers van vandaag door sterke storytelling ook onze jongeren inspireren om de wetenschappers van morgen te willen worden. Als dat geen mooie return on investment is.
Kortom: we nodigen alle boswetenschappers in Vlaanderen en hun organisaties uit om laagdrempelige wetenschapscommunicatie (nog) prominenter in hun activiteitenpakket op te nemen. Op BOS+ kunnen ze rekenen om daar – als altijd – een enthousiaste partner in te zijn.