De lancering van allerhande grootschalige projecten heeft de vraag naar plantsoen voor gebruik bij bosuitbreiding, herbebossing, houtkantenaanleg en landschapsontwikkeling de laatste jaren enorm doen stijgen. Voor Vlaanderen is er het bosuitbreidingsproject van minister Demir, dat tegen het einde van deze legislatuur (in 2024) 4000 ha bijkomend bos wil realiseren. Dit vereist heel wat extra plantmateriaal. Het ‘Plant van Hier plantsoen’ afkomstig van autochtone bomen en struiken, dat sinds kort (november 2019) wordt aangeboden overeenkomstig de hernieuwde werking, kan hierbij een rol van betekenis spelen. Zeker indien dit plantsoen wordt gebruikt om ecologische doelen te dienen. Maar ook op de langere termijn wil ‘Plant van Hier plantsoen’ een antwoord bieden op de vraag naar kwaliteitsvol en geschikt plantsoen. Hoe het deze rol kan opnemen, was onder meer onderwerp van een info- en netwerkmoment dat op 30 september 2021 te Leuven werd georganiseerd door het Agentschap Natuur & Bos (ANB) en de regionale landschappen. De presentaties van de sprekers en een samenvatting van de werksessies zijn raadpleegbaar via deze link: Info- en netwerkevent 30 sept 2021 – Nieuws – Plant van hier. In wat volgt wordt de ontstaansgeschiedenis, de recente ontwikkelingen en het belang van het Plant van Hier verhaal geschetst.
Inventarisatie van autochtone bomen en struiken
De werking rond autochtone bomen en struiken is gestart vanuit de bekommernis voor het behoud van inheemse bomen en struiken als onderdeel van het streven naar behoud van biologische diversiteit. In Vlaanderen is naar analogie met Nederland in de jaren negentig van vorige eeuw een gebiedsdekkende inventaris opgestart om het nog aanwezige autochtone genenmateriaal van inheemse bomen en struiken in kaart te brengen. Zeg maar de relicten van populaties die hier na de laatste ijstijd op eigen kracht, dus zonder invloed van de mens zijn beland. Deze inventaris werd afgerond in 2006 en is gebaseerd op een methodiek waarbij specifieke kenmerken van de boom of struik en van de groeiplaats in rekening worden gebracht (5).
Het betreft relicten die hier gedurende meer dan dertienduizend jaar zijn geëvolueerd en een genetische selectie achter de rug hebben. Dit verklaart waarom ze zo goed zijn aangepast aan de plaatselijke bodem en klimaatomstandigheden. Of en in welke mate ze ook bestand zijn tegen de klimaatverandering, zal moeten blijken.
De gebiedsdekkende inventarisaties vormden de motor voor een programma over het behoud, de bescherming, productie en gebruik van autochtoon boom- en struikmateriaal. In tal van interessante publicaties wordt aandacht besteed aan de determinatie en de verspreiding van deze autochtone bomen en struiken, en hun relatie met de geschiedenis en historische gebruiken. Dit maakt dat de verzameling van autochtone bomen en struiken ook potentieel heeft als houtig erfgoed in Vlaanderen. De geïnventariseerde autochtone bomen en struiken bevinden zich immers vaak op historisch interessante locaties. In veel gevallen vertellen oude bomen en struiken je iets over de geschiedenis van een bepaalde plek, over oude gebruiken en historisch landgebruik. Hierdoor is het niet onrealistisch dat houtige beplantingen met erfgoedwaarde en autochtone bomen en struiken een belangrijke overlap vertonen, zowel op vlak van inventarisatiegegeven als op vlak van behoud en bescherming. Hoe beide processen vanuit deze twee invalshoeken elkaar kunnen versterken, is voer voor een verdere zoektocht naar een intensere samenwerking. Wie meer wil weten over de ‘houtige beplantingen met erfgoedwaarden’ kan terecht op de website van Onroerend Erfgoed: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/147.
De regionale landschappen hebben zich alvast geëngageerd om samen met het Agentschap Onroerend Erfgoed actief te zoeken naar koppelingen tussen autochtone bomen en struiken enerzijds en houtig erfgoed anderzijds om het behoud en de bescherming van de relicten beter te kunnen garanderen. Want de vrees dat er momenteel heel wat in situ locaties verdwijnen of niet het nodige onderhoud en bescherming krijgen, is terecht. Een juridische bescherming op maat of een sluitende opname in bestaande beschermingsmaatregelen van de in situ locaties van autochtone bomen en struiken ontbreekt vooralsnog.
Plant van Hier: tekorten aan plantgoed opvangen
Naast het behoud en de bescherming van de geïnventariseerde locaties, werd er ook werk gemaakt van de productie en het gebruik van autochtoon boom- en struikmateriaal. De vraag naar dergelijk materiaal was immers groot voor gebruik in natuurgebieden en cultuurlandschappen. Want naast het belang voor het versterken van de biodiversiteit, heeft het plantgoed ook andere voordelen, zoals betere overlevingskansen, grotere genetische diversiteit, kortere ketenwerking, regionale identiteit en cultuurhistorische waarde. Omwille van obstakels in de richtlijnen voor erkenning van bosbouwkundig uitgangsmateriaal (de meeste geïnventariseerde in situ locaties bleken te klein om als zaadpopulatie te erkennen) was het wachten op voldoende zaadproductie in de door het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (INBO) aangelegde zaadboomgaarden. In tussentijd namen de regionale landschappen en met name het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren het voortouw om via een parallel circuit extra materiaal op te laten kweken. Het initiatief kreeg de naam ‘Plant van Hier’ en er werd een kwaliteitslabel met dezelfde naam aan gekoppeld (Fig. 1). Twee grote bosboomkwekerijen (Sylva en Op de Beeck) trokken mee aan de kar. Het merendeel van het opgekweekte plantsoen kende vlot zijn weg naar natuurgebieden en cultuurlandschappen via tussenkomst van een aantal grotere spelers zoals het ANB, de Vlaamse Landmaatschappij, natuurverenigingen, regionale landschappen en de provincies.
Het programma Plant van Hier omvatte oogstactiviteiten van autochtone ‘in situ’ locaties, een eigen kwaliteitssysteem, contracten met kwekers en promotie van het label bij het brede publiek.
Naar een aangepaste werking …
De oorspronkelijke Plant van Hier werking was succesvol (2009-2019), maar het bleek moeilijk voor de regionale landschappen om een sluitend kwaliteitssysteem in stand te houden. Bovendien was er al een bestaand parallel systeem bij de Vlaamse overheid gebaseerd op de Europese richtlijna, met name het Technisch Controlereglement voor bosbouwkundig teeltmateriaal van het Departement Landbouw en Visserij (2). Dit systeem voorziet de controle van oogst tot verkoop. De regionale landschappen beslisten om de oorspronkelijke Plant van Hier- werking stop te zetten, tenminste indien de overheid sluitende garanties kon geven dat het autochtoon materiaal op een gecontroleerde wijze verhandeld zou worden, zoals dat het geval is voor het overige verhandelde bosbouwkundig teeltmateriaal. Dit verhandelen gebeurt op basis van het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering dat op 3 oktober 2003 (1) werd goedgekeurd. Dit besluit regelt het verhandelen van een lijst van Europese bosbouwsoorten waarbij de herkomst van het materiaal een cruciale rol speelt en verzekerd wordt aan de gebruiker van het bosbouwkundig plantgoed via de gegevens opgesomd in het bijgeleverde leveranciersdocument van de bosboomkweker.
Ondertussen begonnen de door het INBO aangelegde zaadboomgaarden te renderen en werd sinds begin 2017 komaf gemaakt met het complex verhaal van de fijne herkomstgebiedsopdeling dat aanleunde bij de werkingsgebieden van de regionale landschappen. Deze fijne opdeling bracht bij de kwekers een grote extra kost met zich mee, zowel op vlak van administratieve last als teelttechnische aspecten. Het INBO, verantwoordelijk voor de indeling van Vlaanderen in herkomstgebieden op basis van het uitvoeringsbesluit van 3 oktober 2003 (1), baseerde zich hierbij op wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd op zwarte els en spork. Zij concludeerden dat de ruimere indeling, zoals reeds in gebruik was voor exoten, ook kon toegepast worden voor inheemse boom- en struiksoorten in Vlaanderen (6). Dit maakte de Plant van Hier werking interessanter voor de kwekers maar tegelijk ook minder aansluitend bij de werking van de 16 afzonderlijke regionale landschappen, die onder andere instaan voor het behouden en het versterken van natuur, erfgoed en streekidentiteit. Zo kwam de Plant van Hier werking opnieuw een stapje dichter bij een overkoepelende Vlaamse aanpak.
ANB en de hernieuwde werking Plant van Hier
Het ANB heeft het autochtone bomen- en struikenverhaal van bij de start steeds gesteund en gepromoot. Het was dan ook een logische vervolgstap om samen met de betrokken partners een aangepaste werking op poten te zetten. Deze werking is gebaseerd op de oorspronkelijke krachtlijnen en sluit volledig aan bij het reguliere systeem van bosbouwkundig teeltmateriaal waarbij de herkomst van het gebruikte materiaal centraal staat. Het kwaliteitslabel Plant van Hier, een sterk merk met bekendheid, werd behouden en officieel overgenomen van het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren.
De belangrijkste gelijkenissen en verschillen worden overzichtelijk weergegeven in onderstaande tabel.
Met de hernieuwde werking die ingebed zit in de bestaande reguliere werking rond bosbouwkundig teeltmateriaal, hopen we dat meer erkende bosboomkwekers dan voorheen zich zullen toeleggen op het opkweken van ‘Plant van Hier plantsoen’. Zij kunnen immers zonder bijkomende verplichtingen gebruik maken van het Plant van Hier kwaliteitslabel. Dit label is geregistreerd bij het Benelux merkenbureau, inclusief een reglement dat het gebruik van het label en de controle op het gebruik vastlegt (zie www.plantvanhier.be).
Tijdens de werksessies op het info- en netwerkmoment werden een aantal werkpunten aangehaald, waarvoor de betrokken partners de komende periode naar oplossingen willen zoeken. Het betreft voornamelijk een betere afstemming tussen vraag en aanbod, met focus op:
- voldoende en goed onderhouden erkende zaadlocaties (genenbronnen) die gemiddeld genomen voldoende zaad produceren om de huidige vraag maar ook de verwachte meervraag op langere termijn op te vangen. Dit vereist een grondige evaluatie van de erkende genenbronnen;
- werken aan de afzetzekerheid via contractteelten en distributienetwerken zodat zowel grotere spelers als particulieren plantmateriaal kunnen betrekken;
- doelgericht communiceren naar de diverse doelgroepen over de meerwaarde en het belang van het ‘Plant van Hier plantsoen’.
Genetisch controlesysteem: sluitstuk (of ontbrekende schakel) van de vernieuwde werking Plant van Hier
De voordelen en meerwaarde van het ‘Plant van Hier plantsoen’ werden hierboven al opgesomd en kunnen een meerkost verantwoorden. Deze meerkost is hoofdzakelijk het gevolg van de relatief kleine loten die besteld worden in combinatie met de relatief hoge administratieve kosten en dit bij voornamelijk struiksoorten. Daarnaast zijn er ook de hoge arbeidskosten van de zaadoogst. Gebruikers willen in ruil dan ook zekerheid over de echtheid van het materiaal en willen dat de opgegeven autochtone herkomst op het leveranciersdocument de lading dekt. Om die zekerheid te geven en zo van het kwaliteitslabel Plant van Hier een sterk merk te maken, hebben het INBO, het ANB, het Departement Landbouw en Visserij en de vakgroep boomtelers van het AVBS het initiatief genomen om een genetisch controlesysteem op te zetten.
De idee rond dit systeem is ontstaan bij een aantal grote afnemers die twijfels hadden over de herkomst van het aangekochte plantsoen. In eerste instantie is toen een pilootwerking opgezet door het INBO op vraag van het ANB voor zomereik en winterlinde. Alle informatie betreffende de pilootwerking is te vinden in het eindrapport via deze link (4). De resultaten van deze pilootwerking verantwoorden een opschaling naar een ruimer palet van soorten en herkomsten.
Tijdens het plantseizoen 2020-2021 werden opnieuw stalen genomen bij levering van zomereik herkomst warandeduinen. De resultaten van dit tweede pilootjaar tonen het belang aan van het genetisch in kaart brengen van alle moederbomen aanwezig in de zaadlocatie. Zo wordt duidelijk dat het controlesysteem beter te combineren valt met aangelegde zaadboomgaarden waarbij grootte en samenstelling precies gekend zijn. Deze zaadboomgaarden hebben meestal ook een beperktere omvang in vergelijking met de doorsnee zaadbestanden zoals warandeduinen. Hierdoor blijven de kosten voor de uitbouw van een genetisch controlesysteem beter beheersbaar. Met deze conclusies wordt zeker rekening gehouden bij de verdere uitbouw.
Het project, opgestart op 19/08/2021, loopt nog tot 31/08/2024 (onder voorbehoud van beschikbare middelen). De onderzoekers van het INBO zullen op basis van de pilootwerking een methodiek ontwikkelen voor het traceren en identificeren van ‘Plant van Hier plantsoen’ van voor Vlaanderen belangrijke boom- en struiksoorten. De keuze van de soorten zal afhankelijk zijn van het belang van de soorten in Vlaamse context in combinatie met het aantal te analyseren moederbomen in de diverse erkende zaadlocaties en de beschikbare financiële middelen. Vervolgens wordt een databank gebouwd met de genetische profielen. Deze databank zal dan het startpunt zijn voor een op te zetten controlesysteem van het verhandelde ‘Plant van Hier plantsoen’.
Klimaatrobuustheid van het ‘Plant van Hier plantsoen’
De vraag die af en toe wordt gesteld, is of we naar aanleiding van de klimaatverandering nu andere bomen (lees: soorten en herkomsten) moeten aanplanten? Volgens Arnout Zwaenepoel is het antwoord ‘neen’. Hij argumenteerde tijdens zijn presentatie op het info- en netwerkevent dat onze inheemse bomen en struiken al 13000 jaar klimaatverandering hebben overleefd en ze dus wel tegen een stootje kunnen. Bovendien hebben deze struiken en bomen in diezelfde tijdsspanne een enorme biodiversiteit gecreëerd die moeilijk te evenaren valt op korte termijn met exoten. Hij pleit wel voor kleinere aanpassingen op vlak van watervoorziening, plantverband en soorten die het mogelijks moeilijk zullen krijgen zoals de beuk. Anderzijds verloopt de huidige klimaatverandering aan een ongekende snelheid waardoor het aanpassingsvermogen van zowel bomen als de hiermee samenlevende organismen danig op de proef wordt gesteld. Het lijkt dus verstandig om naast het aanbod van ‘Plant van Hier plantsoen’ ook in te zetten op plantmateriaal van voor Vlaanderen nieuwe soorten en herkomsten die aangepast zijn aan de veranderende klimatologische omstandigheden. Maar dit uiteraard met de nodige voorzichtigheid. Aangezien er geen tijd te verliezen valt, is het van belang om in Vlaanderen snel proefaanplantingen op te starten met potentieel interessante soorten en herkomsten om deze in de praktijk te testen en op te volgen voor langere tijd. Het kan decennia duren vooraleer de geschiktheid goed kan worden geëvalueerd. Mogelijks kunnen dergelijke aanplantingen op hun beurt dan dienen als zaadlocaties.
Of zoals aanbevolen in het recent uitgebrachte Nederlandse advies ‘Planten voor de toekomst – Advies over de bescherming van autochtone genenbronnen en de beschikbaarheid van plantmateriaal voor bos en landschap’ door een ad hoc Werkgroep Genenbronnen en Plantmateriaal (3) naar aanleiding van de Bossenstrategie (november 2020):
Maak werk van een geschikt en voldoende groot aanbod aan:
- autochtoon plantmateriaal, geschat op ca. 83,2 mio stuks
- bosbouwkundig plantmateriaal, geschat op ca. 67,5 mio stuks.
En zet daarnaast ook in op:
- plantmateriaal van nieuwe (klimaatslimme) soorten, geschat op ca. 0,8 mio stuks voor proefaanplantingen.
Uit de geschatte aantallen en verhoudingen die nodig zullen zijn om de Nederlandse Bossenstrategie te realiseren tegen 2030 blijkt zeer duidelijk het belang van autochtoon plantmateriaal. Nederland schat dat ruim de helft van het benodigde plantmateriaal (161 mio stuks) uit autochtoon materiaal zal bestaan (83,2 mio stuks). Voor alle duidelijkheid: dit autochtoon plantmateriaal zal worden opgekweekt uit Nederlandse autochtone genenbronnen die op basis van een inventarisatiemethode identiek aan deze in Vlaanderen, eveneens is samengesteld uit in situ locaties en zaadboomgaarden.
Een overzicht van de erkende autochtone in situ locaties en zaadboomgaarden voor Vlaanderen is terug te vinden in de Lijst van Aanbevolen Herkomsten die door het INBO wordt samengesteld. Het betreft 172 herkomsten van 33 soorten van autochtone/vermoedelijk autochtone oorsprong.
Tot slot
De hernieuwde Plant van Hier werking heeft tot doel het aanbod aan autochtoon plantmateriaal te versterken voor gebruik in Vlaanderen. Zo willen we in belangrijke mate tegemoet komen aan de vraag naar kwaliteitsvol en geschikt plantmateriaal voor de vele lopende en op til staande vergroeningprojecten. Een verhoogd aanbod vereist wel een toekomstbestendig netwerk van autochtone genenbronnen met speciale aandacht voor de bescherming en het behoud van de in situ genenbronnen.
Voetnoten
ªEuropese richtlijn 1999/105/EG betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal
Gelieve als volgt te citeren:
Gudrun Van Langenhove (2022) Hernieuwde werking ‘Plant van Hier plantsoen’. Bosrevue 99a, 1-11.
ISSN 2565-6953 – Bosrevue 99a
-
Referenties
(1) Anonymus (2003). Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de erkenning van bosbouwkundig uitgangsmateriaal en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal.
(2) Anonymus (2004). Ministerieel Besluit van 2 juni 2004 tot vaststelling van een technisch controlereglement betreffende het bosbouwkundig teeltmateriaal.
(3) Boosten M. en R. de Louw (2021). Planten voor de toekomst. Advies over de bescherming van autochtone genenbronnen en de beschikbaarheid van plantmateriaal voor bos en landschap. Den Haag, oktober 2021. Publicatie-nr. INK012410.
(4) Cox K. en A. Vanden Broeck (2019). Genetische screening van autochtoon teeltmateriaal van erkende herkomst. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2019 (52). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. DOI: doi.org/10.21436/inbor.17359583
(5) Maes B., J. Bastiaens, O. Brinkkemper, K. Deforce, C. Rövekamp, P. Van den Bremt, A. Zwaenepoel (2006). Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen. Herkenning, verspreiding, geschiedenis en gebruik. onder redactie van Bert Maes, uitgeverij Boom, Amsterdam.
(6) Vander Mijnsbrugge, K., M. Steenackers en L. De Smet (2017). Aanpassing herkomstgebiedsafbakening voor boom- en struiksoorten in Vlaanderen. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. doi.org/10.21436/ inbor.12525231, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel.