Updates
Bosrevue

Verslag excursie houtproductie in de Dijlevallei

Op 15 februari 2024 organiseerde BOS+ samen met de Bosgroep Vlaams-Brabant VZW een excursie rond houtproductie.

In de voormiddag en vroege namiddag leidden private boseigenaar Dries Claes en bosgroepmedewerker Kathleen Vanhuyse de groep rond in verschillende bestanden met populier met onderetage en broekbos met inheemse soorten. Dries heeft een passie voor bosbouw en jaren ervaring in de populierenteelt – iets wat hem met de paplepel is doorgegeven. Zijn percelen maken deel uit van een natuurbeheerplan dat in opmaak is met verschillende private eigenaars onder coördinatie van de Bosgroep Vlaams-Brabant.

In de late namiddag gaf Tom Raymaekers – gecertifieerd boomverzorger (ETW), exploitant en eigenaar van een mobiele boomzaag – een demonstratie van hoe hij met zijn mobiele boomzaag stammen kan verzagen. Hij duidde, samen met zagerij Caluwaerts, hoe hij hierbij te werk gaat en hoe dit een bijdrage kan leveren aan lokale houtverwerking.

Onder de aanwezigen bevonden zich boseigenaars, bosexploitanten, experten rond bosbeheer van INBO, ANB en UGent, BOS+, Bosgroep Vlaams-Brabant en een studiebureau rond bosbeheer. Dit leidde tot veel interessante uitwisselingen en discussies over bosbeheer, houtproductie, de houtmarkt en ecologische waarden. De excursie gaf ook de kans om nuttige contacten te leggen en mogelijke samenwerkingen op te zetten.

Over de Dijlevallei ter hoogte van Wijgmaal

In de Dijlevallei ten noorden van Leuven bepalen populierenbossen het landschap. Traditioneel waren hier vooral weilanden en akkers aanwezig, omringd door populieren. In de loop van de 20ste eeuw werden meer en meer percelen beplant met populier. Destijds waren dit graslanden met rijen populier op, maar in de loop van de jaren heeft zich een diverse onderetage ontwikkeld. Deels spontaan en deels op actief aansturen van eigenaars van de bestanden.

Houtproductie met populier

Populier is een snelle groeier. In de loop van de jaren is de groeisnelheid van de populieren nog vergroot door veredeling. De tijd van aanplant tot kap ligt binnen de bestanden op gemiddeld 20 à 25 jaar.

Dries heeft enkele bestanden die aangeplant zijn met de recente klonen ‘Bakan’ en ‘Skado’, die verbazen door hun snelle groei op deze locatie. Maar ook andere klonen zijn aanwezig zoals Oudenburg en Vesten. Dries zet in op een diversiteit van klonen. Dat gebeurt deels samen met het INBO via een proefaanplanting in het gebied. Daarnaast beheert Dries op een recent bebost perceel ook een eigen proefaanplant met verschillende – recente en minder recente- variëteiten uit Frankrijk. De kennis van de groei van deze populieren op de locatie geeft waardevolle info rond welke klonen interessant zijn om er aan te planten en waarop te letten bij het beheer.

Naast het gebruik van verschillende populierenklonen, probeerde Dries op kleine schaal ook al te werken met zwarte populier. Er zijn ook ideeën om in de toekomst ook een andere inheemse populier uit te testen, de grauwe abeel. Jammer genoeg is hier actueel geen afzetmarkt voor waardoor er tot nog toe weinig interesse is voor het hout bij exploitanten. In Duitsland wordt wel reeds gewerkt met grauwe abeel, maar dit gaat enkel over kwaliteitshout van deze soort.

Het streefdoel op houtproductievlak is de teelt van kwaliteitsvol populierenhout. Kwaliteitshout vereist bepaalde maatregelen en een actief begeleiden van de populieren tot kwalitatieve stammen via snoei.

Door de aanwezigheid van een sterk ontwikkelde onderetage gebeurt dit in de bestanden met de stokzaag. Dries snoeit daarmee tot 8 m hoogte. Het systeem is arbeidsintensiever dan snoeien met de hoogtewerker, maar de goed ontwikkelde struiklaag heeft ook een voordeel. De stammen zijn daardoor immers meer beschermd en de struiklaag zorgt voor een gedeeltelijke natuurlijke stamreiniging.

Figuur 1: Dries Claes demonstreert het gebruik van de stokzaag. © BOS+

Dries richt zich in zijn beheer op de productie van rolfineer. Met rolfineer worden de gekende fruitkistjes in hout gemaakt maar ondertussen is er een grote vraag naar rolfineer voor plaatmateriaal. In Frankrijk is de productie de laatste jaren aan het opschalen. De markt vraagt ook steeds meer multiplex voor o.a. houtbouw en interieurafwerking. Multiplex van populier is licht, goedkoop en makkelijk bewerkbaar.

Rolfineer is een toepassing van de onderstam. De ambitie – en ook een haalbaar doel bij de populierenteelt – is het gebruik van de volledige boom. Stukken hoger in de boom kunnen dan bijvoorbeeld gebruikt worden voor de productie van verpakkingsmateriaal en paletten, voor CLT-toepassingen (kleine delen hout worden verlijmd tot grote draagbalken voor overspanningen), voor plaatmateriaal zoals OSB, de productie van papier en van biomassa (houtchips). In Nederland is Peppelhout een initiatief rond lokale houtverwerking van populierenhout.

Voor Dries speelt de rendabiliteit van de bosbestanden een grote rol. De aankoop van percelen grond, de aanplant, het onderhoud, de successierechten bij overdracht van eigendom, … zijn allemaal kostenposten. Via houtverkoop probeert Dries deze kosten te recupereren en een rendement te behalen op het geïnvesteerde kapitaal.

Actueel is het lokaal verwerken van het hout daarbij geen expliciet criterium. De populieren worden onderhands op stam verkocht aan de exploitant die er de beste prijs voor wil bieden (er zijn uiteraard criteria voor een respectvolle exploitatie). Vervolgens is de exploitant vrij om zijn stammen door te verkopen waar hij er de beste prijs voor kan krijgen. In de praktijk brengt dat mee dat bijna alle stammen toch op container gaan en worden geëxporteerd.

Eén van de exploitanten verduidelijkt de reden achter deze marktrealiteit. Lokaal verwerken is mogelijk maar zorgt voor minder opbrengsten voor de exploitant, wat vervolgens wordt doorgerekend aan de bosbeheerder. De verplichting om lokaal af te zetten vergt immers extra werk en contacten voor de exploitant. Bovendien zijn binnenlandse bedrijven vaker kieskeurig op de kwaliteit met implicaties op de prijs, terwijl er in het verre buitenland (China, India, …) niet vaak wordt geklaagd over slechtere stammen.

Broekbossen

Naast populierenbossen beheert Dries ook een aantal inheemse bestanden. De meeste ervan zijn spontaan ontwikkeld na eindkap van het populierenbestand. Dit was destijds een vraag vanuit ANB. De bestanden worden beheerd volgens Pro-Silva principes met dunning in functie van toekomstbomen, kleinschalige kappingen en een focus op natuurlijke verjonging, hier en daar aangevuld met aanplantingen. De bedoeling is om ook uit deze bestanden een houtproductie te verkrijgen, maar actueel is het succes hiervan beperkt. Er zijn een aantal factoren die het moeilijker maken om dit tot een goed einde te brengen: fytosanitaire problemen zoals essenziekte en phytophtora bij zwarte els die de kop hebben opgestoken, een dunningsachterstand bij zwarte els en het feit dat exploitanten weinig interesse hebben in de aangeboden soorten. Dit maakt een rendabel bosbeheer op dit ogenblik niet mogelijk.

Populier met onderetage: economie maar ook ecologie

De populierenbestanden met een rijke inheemse onderetage hebben niet enkel een economische maar ook een ecologische waarde. Bomen en struiken die typisch in broekbossen voorkomen komen in deze bossen ook voor, maar dan in de onderetage. Via spontane ontwikkeling en gestuurd vanuit de eigenaar zelf, is er in de onderetage veel variatie in inheemse soorten aanwezig. Zo werden onder meer Europese vogelkers en iepen aangeplant en vinden we naast zwarte els en wilgen ook soorten als meidoorn, rode kornoelje, wilde kardinaalsmuts, gewone esdoorn, gewone es en zomereik veelvuldig terug.

Bij de kap blijven, waar aanwezig, enkele mooie overstaanders gespaard van kap. Vaak gaat het dan om monumentale zomereiken. In de jonge bestanden die herplant zijn na kap vormen groepjes van overstaanders micro-habitats met minder ruigtekruiden en meer typische bosplanten. Anderzijds is er ook een economische kost voor de eigenaar aan deze overstaanders: een uitgegroeide eik neemt gemakkelijk de plaats van 9 snelgroeiende populieren in.

Het geheel kan je enigszins vergelijken met een middelhoutsysteem met weinig permanente overstaanders en aangerijkt met tijdelijke overstaanders (populier).

In het beheerplan dat de Bosgroep Vlaams-Brabant VZW opmaakt, wordt nagedacht over een kader om ecologische waarden te optimaliseren in populierenbestanden. Het gaat dan om maatregelen om de variatie in de onderetage en de structuur te bewaren en te optimaliseren en maatregelen om de bodem en de biodiversiteit te beschermen bij exploitatie. Een voorbeeld van een maatregel om de diversiteit in de onderetage te behouden is om weinig voorkomende inheemse soorten gericht vrij te stellen van snelle groeiers.

Eén van de uitdagingen is om de schaal van de kapvlaktes te verkleinen. De beheerders hebben het engagement om hier naartoe te werken en tegelijkertijd via een gegroepeerde verkoop toch om de drie jaar een mooi volume populier aan te bieden, verspreid over een aantal kleinere bestanden in het gebied.

Hout en kansen voor lokale verwerking

Ondanks het feit dat het vanuit het perspectief van boseigenaar en exploitant moeilijker kan zijn om te werken naar een 100 % lokale houtverwerking, ontwikkelen zich interessante en innoverende initiatieven die inzetten op lokaal hout. Mobiele boomzagerijen zijn daar een voorbeeld van.

Tom Raymaekers is boomverzorger en erkende exploitant, en heeft daarnaast ook een mobiele boomzaag. Hij verzaagt zelf bruikbare stammen die hij verkrijgt uit kappingswerken of koopt geschikte stammen op uit andere exploitaties of het houtpark.

Hij heeft een aantal zeer lokale en mooie projecten. Zo is er een project met het Brussels Gewest rond een kap van bomen in een park. De bomen werden met de mobiele boomzaag verzaagd tot planken en balken. Het Brussels gewest kan, via hun eigen schrijnwerkerij en technische dienst, hier palen en banken van maken. Voor een particulier werd een boom die moest wijken in de tuin verzaagd tot planken voor het terras.

Het zijn mooie maar kleinschalige projecten. Met de mobiele boomzaag verzaag je niet de grote volumes. Kansrijk is echter de samenwerking van Tom met zagerij Caluwaerts. Wanneer het houtvolume groot genoeg is, gaat dit naar Caluwaerts, die het verzagen in hun zagerij. Zij beschikken over een lintzaagmachine die stamstukken aankan met een omtrek tot 1,5 m en een lengte van 5 m.

Figuur 2: Tom Raymaekers (rechtstaand) en Mark Caluwaerts (zittend) bij de mobiele boomzaag. © BOS+

Noot van de redactie

BOS+ draagt een visie uit van bosbeheer waarin duurzame houtproductie een plaats kent. We ondernemen hiervoor verschillende initiatieven. We zijn bijvoorbeeld de Vlaamse afdeling van het Pro Silva-netwerk waarbij we deze vorm van natuurgetrouw bosbeheer naar de Vlaamse bosbeheerders brengen. Daarnaast hebben we geregeld projecten lopen met een focus op hout. Momenteel is dat in de vorm van het project ‘Duurzame Houtconsumptie’ dat gefinancierd wordt door de Provincie Vlaams-Brabant en de Nationale Loterij.

Gelieve als volgt te citeren:

Kathleen Vanhuyse (2024) Verslag excursie houtproductie. Bosrevue 114a. 

ISSN 2565-6953 – Bosrevue 114a

 

Terug

Leestip: bosvitaliteitsinventaris 2023

Enquête mening van bosbeheerders over de invloed van klimaatverandering op ecosysteemdiensten

Lees alle bosrevue artikels