Het Agentschap Onroerend Erfgoed en het Instituut voor Natuur en Bosonderzoek (INBO) werkten samen aan een kaart die de evolutie van de open en gesloten landschappen in Vlaanderen zichtbaar maakt. De kaart geeft een beeld van de ontwikkeling van de openheid van onze omgeving van het einde van de 18de eeuw tot kort na de Tweede Wereldoorlog.
Voor het maken van de kaarten werkten beide diensten samen met MercatorNet van het beleidsdomein Omgeving. Digitaal Vlaanderen zorgde voor de publieke ontsluiting van de datalagen op Geopunt (rechtsonder op lagen klikken, lagen toevoegen, historische kaarten en daarna landschap kiezen). De datalagen downloaden kan vanuit MercatorNet. En wie het geoportaal van Onroerend Erfgoed gebruikt vindt de kaarten van de open en gesloten landschappen onder de informatielagen.
Eén conclusie springt alvast in het oog. Ons landschap is veel opener geworden, omdat traditionele hagen, houtkanten en bomenrijen in grote mate verdwenen zijn. We noemen dit vaak kleine landschapselementen, maar vele kleintjes maken één groot. Zo groot zelfs dat alle hagen, houtkanten en bomenrijen van de Ferrariskaart samen bijna 130.000 km lang zijn. Wilde je dus in 1778 in onze streken een tocht langs hagen, houtkanten en bomenrijen ondernemen, dan zou je drie keer rond de aarde hebben moeten lopen. Om het met een boutade te zeggen: in Vlaanderen stonden meer bomen buiten het bos dan erin.
Vlaanderen was in de achttiende eeuw nog één groene zone. De landschappen krioelden van bomenrijen, grote of kleine bosjes, hagen en houtkanten langs wegen, percelen of erven. Ze pasten in de manier waarop de mens met zijn omgeving omging. Vandaag staat al dat levend erfgoed weer volop in de belangstelling. We hebben het hard nodig voor een meer duurzame inrichting van onze leefomgeving, om de biodiversiteits- en de klimaatcrisis aan het pakken en om de landschapskwaliteit te verhogen. Ook Onroerend Erfgoed draagt bij tot deze landschapszorg, die door velen gedragen wordt. Door na te gaan waar bosuitbreiding of heraanplant van hagen, houtkanten en bomenrijen cultuurhistorisch wenselijk of het best op zijn plaats is, creëren we kansen om aan landschapsherstel te doen. Met respect voor de eigenheid van het traditionele landschap en wars van eenheidsworst. Diversiteit is belangrijk; het typische coulissenlandschap van het Waasland ziet er niet hetzelfde uit als het open landschap van de kustpolders.
Hoe kwamen deze kaarten tot stand?
Om te weten waar zich in het verleden concentraties aan hagen, houtkanten, bomenrijen, boomgaarden en bossen bevonden, stelden we een kaart samen die de evolutie van de open en gesloten landschappen gebiedsdekkend voor Vlaanderen visualiseert. Ze is gebaseerd op drie ijkpunten in de tijd (1778 –1873- 1969): de gekende Ferrariskaart en twee historisch-topografische kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut, met telkens honderd jaar tussen.
Artificiële intelligentie tekende in een mum van tijd alle houtkanten, hagen en bomenrijen in. Menselijk denkwerk was onontbeerlijk om concentraties te berekenen, concentraties naar densiteitsvlekken om te zetten, boomgaarden en bossen in het kaartbeeld in te passen en alles tot overzichtelijke categorieën te herleiden.
Hoe kunnen deze kaarten ingezet worden?
Met de kennis die de kaarten opleveren, kunnen we:
- bijdragen aan oplossingen voor de biodiversiteits- en de klimaatscrisis,
- de keuze van locaties voor extra hagen, houtkanten en bomenrijen en extra bos cultuurhistorisch onderbouwen,
- zorgen voor landschapsherstel,
- permanent open en gesloten landschappen identificeren.
Voor wie deze doelen in de praktijk wil omzetten, schreef het agentschap Onroerend Erfgoed een handleiding over hoe de kaart te lezen en te gebruiken. In de handleiding zijn een reeks vuistregels opgenomen over wat cultuurhistorisch bekeken geschikte plaatsen zijn voor extra hagen, houtkanten en bomenrijen en extra bos, ter inspiratie van elke burger, organisatie en overheid.