Eind vorig jaar had ik het voorrecht om in het Italiaanse Mantova het World Forum on Urban Forestry bij te wonen. Het waren vier dagen die knetterden van de inspirerende, bevlogen, creatieve én wetenschappelijk onderbouwde ideeën voor onze steden en dorpen van de toekomst. En wees gerust, die steden en dorpen zullen groen (moeten) zijn.
Mijn aanwezigheid daar drukte me echter met de neus ook op een stilaan toch wel schizofrene situatie: enerzijds bevond ik me op een evenement waar honderden vooraanstaande wetenschappers aanwezig waren en niemand – ik herhaal: NIEMAND – onder hen de grootte en urgentie van de klimaatcrisis in vraag stelde. In de wetenschappelijke gemeenschap is dat echt al lang niet meer het debat. Men wijdt er zich aan het onderzoek naar de mogelijke oplossingen.
Aan de andere kant van het spectrum constateerde ik via pers en sociale mediaberichten dat nog steeds een belangrijk deel van onze samenleving de klimaatuitdaging ontkent, minimaliseert, op de lange baan schuift, valse oplossingen voorstelt, zichzelf op de borst klopt omwille van de schamele vooruitgang die al geboekt is, of zich liever bezighoudt met het stigmatiseren van de klimaatbeweging in plaats van met het ambitieuzer maken van ons klimaatbeleid. Onder hen – helaas – ook een niet te onderschatten aantal prominente opinie- en beleidsmakers. Een bijkomende vaststelling daarbij is het toch wel manifest gebrek aan elementaire kennis over de dynamiek en gevolgen van de klimaatverandering bij een aantal van die commentatoren. Op onze Vlaamse televisie wordt voorlopig nog steeds met meer kunde gedebatteerd over het voetbal dan over de klimaatverandering.
Maar er is hoop, want nooit eerder leerde Vlaanderen zo snel zo veel bij over de klimaatverandering; nooit eerder werd er zo veel over geschreven en gedebatteerd in onze media; nooit eerder werd er aan zo veel Vlaamse keukentafels zo intens over gediscussieerd. Dat hebben we natuurlijk vooral te danken aan die formidabele schop onder onze kont die bosbrossers Anuna, Kyra en hun vele tienduizenden medescholieren ons de voorbije weken gegeven hebben. Wat daarbij opvalt is dat de klimaatbeweging niet zomaar in een hokje gestopt kan worden als een spijbelactie van naïeve jongeren of een protestmars van groene boomknuffelaars. De aanhoudende, diverse en massale acties zijn de dijkbreuk van een publieke opinie die het niet langer pikt dat we met zijn allen, onze bevoegde politici op kop, de klimaatolifant in onze planetaire porseleinwinkel blijven negeren. Het is géén uitgestoken middelvinger, wel een uitgestoken hand, een positieve oproep om samen actie te ondernemen. Daar moeten we onze bosbrossers en allen die opkomen voor een beter klimaatbeleid gewoon erg dankbaar voor zijn.
De “window of opportunity”, de tijdsspanne waarin we zelf nog het verschil kunnen maken vooraleer allerlei zelfversterkende natuurlijke processen de wereldwijde temperatuurstijging compleet aan onze controle laten ontsnappen, is zich echter heel snel aan het sluiten. Nu weet ik niet wat u ervan denkt, maar zelf heb ik geen zin om in een Groencontact van 2030 een column te lezen dat we het vergooid hebben in die cruciale jaren, omstreeks 2018, ‘19, ‘20, toen ingrijpen nog kon. De volgende regeringen zijn ons competente, verbindende en daadkrachtige ministers van Omgeving, Landbouw, Natuur, Energie, Mobiliteit en Klimaat verschuldigd, want het is de hoogste tijd voor een ambitieuzer klimaatbeleid.
Dat bossen en bomen en groenvoorzieningen hierin een cruciale rol zullen moeten spelen, daarvan zal ik de lezers van dit blad wellicht niet moeten overtuigen. Ik geef toch één voorbeeld dat illustreert dat dit zich niet in een verre toekomst zal laten voelen maar dat we ook vandaag reeds het verschil kunnen maken: dat van de broodnodige vergroening van de hitte-eilanden in onze dorpen en steden.
Feit 1: de 20 warmste jaren ooit gemeten in ons land werden allemaal opgetekend tijdens de voorbije 30 jaar.
Feit 2: we krijgen dus vandaag al te maken met steeds frequentere en intensere hittegolven en dat zal de komende jaren alleen maar toenemen.
Feit 3: bij elke hittegolf piekt niet alleen het ziekteverzuim en zakt de economische productiviteit, maar stelt men telkens ook een piek in mortaliteit vast. Vooral bejaarden, zieken en heel jonge kinderen hebben zwaar te lijden onder de aanhoudende hitte. In cijfers: in 1994 werd naar aanleiding van een hittegolf een oversterfte vastgesteld van 1226 mensen, in 2003 van 2052, in 2006 van 1263 en in 2010 van 967. Voor de voorbije recordzomer van 2018 heb ik nog geen cijfers gezien, maar het staat vast dat er opnieuw vele honderden slachtoffers zullen gevallen zijn. U leest het goed: elke serieuze hittegolf maait meer mensen weg dan het Belgisch wegverkeer.
Feit 4: die problematiek stelt zich uiteraard het meest acuut in hitte-eilanden, de dichtbebouwde stads- en dorpskernen waar de warmte niet kan ontsnappen en de temperatuur nog een pak graden hoger ligt dan in groenere omgevingen.
Feit 5: door de introductie van groen-blauwe netwerken waar bomen en open water de ruggengraat van vormen, slaagt men erin de temperatuur in die hitte-eilanden met meerdere graden terug te dringen.
Feit 6: dit redt mensenlevens.
Het is aan ons, de bosexperts, de groenbeheerders, de boomtechnici, de politici verantwoordelijk voor het lokale groenbeleid, … om dit waar te maken. Laat ons die handschoen opnemen en het tijdperk van de groene steden en dorpen inluiden.