Laten we deze column beginnen met een oefening: denk even terug aan de tijd toen je zelf 8 jaar was. Visualiseer je favoriete speelplek uit die tijd. Ben je er? Laat me raden: het is een natuurlijke plek. Was er iets leukers dan spelen met je vrienden tussen de bomen, zonder dat je ouders goed wisten waar je uithing of wat je aan het doen was? Kijk maar eens rustig rond op je speelplek, geniet van de herinneringen en hou ze in gedachten terwijl je dit verhaaltje over 8-jarigen leest.
In een fascinerende studie uit 2007 onderzocht ene William Bird, gezondheidsadviseur voor Natural England, de bewegingsvrijheid van 4 generaties kinderen uit een zelfde familie uit de buurt van Sheffield. Voor elke generatie werd nagegaan hoever ze als kind op 8-jarige leeftijd zelf op stap mochten gaan, zonder ouderlijk toezicht, en in welk type van omgeving die kinderen dan konden geraken.
De vaststellingen van deze studie waren dan misschien wel niet extreem verrassend; Richard Louv wees ons in zijn boek ‘Het Laatste Kind in het Bos’ ook al op het fenomeen. Maar als je het zo zwart op wit ziet staan, dan zijn de bevindingen best wel choquerend: waar overgrootvader George in 1919, toen hij 8 jaar was, nog de hele stad te voet doorkruiste met zijn vrienden om te gaan vissen (een afstand van bijna 10 km), werd de bewegingsvrijheid van de daarop volgende generaties steeds verder ingeperkt. Vier generaties later was de bewegingsvrijheid van zoon Ed, 8 jaar in 2007, gereduceerd tot de tuin van zijn huis. Bijkomende vaststelling: er kwamen in die tuin van Ed nauwelijks vriendjes om mee te spelen, want ook die mochten natuurlijk op eigen houtje de deur niet meer uit…
Herkenbaar? Allicht wel, want we zien hetzelfde fenomeen even goed hier in Vlaanderen. Ook onze kinderen zijn qua autonomie in grote mate gekluisterd aan de eigen woning (al dan niet met tuin); de verplaatsingen naar school en hobby’s worden steevast per wagen gemaakt of goed begeleid per fiets, en het vrije buitenspel wordt vervangen door strak begeleide hobby’s en heel vaak ook door de ‘makkelijkheidsoplossingen’van video games en schermtijd
Een ander Brits onderzoek toonde recent aan dat de gemiddelde 8-jarige er al ongeveer een jaar van zijn leven voor een beeldscherm heeft doorgebracht. Nog een ander onderzoek, uit de Verenigde Staten deze keer, stelt vast dat kinderen daar gemiddeld 7 minuten per dag buitenspelen, maar ongeveer 7 uur per dag voor een beeldscherm zitten. Ironisch genoeg is één van de favoriete video games van deze tijd Minecraft, een zogenaamd openwereldspel waarbij de kinderen in een virtueel landschap vrij ronddwalen en ontdekkingen doen…
Ik probeer niet tot die groep van mensen te behoren die roepen dat het ‘in onze tijd allemaal beter’ was en dat ‘de jeugd van tegenwoordig’ het niet meer waarmaakt. Maar ik ben er wel van overtuigd dat het wegvallen voor de meeste van onze kinderen van dat vrije buitenspel hen ontzettend veel interessante ontwikkelingskansen ontneemt, én ik vind ook dat dit probleem momenteel maatschappelijk nog heel sterk onderschat en onderbelicht blijft.
We kennen de game changers van de voorbije eeuw wel die tot deze situatie geleid hebben. Er is de verregaande verstedelijking, de oeverloze lintbebouwing en de ruimtelijke verrommeling; er is de alomtegenwoordigheid van koning auto die veel van onze straten tot no go zones voor kinderen heeft getransformeerd; er is een veel grotere ouderlijke bezorgdheid waarbij er vaak naar gestreefd wordt om alle risico’s voor onze kinderen weg te nemen; en er is – recenter – de enorme aantrekkingskracht van TV-schermen en draagbare tablets en smartphones. Het heeft ervoor gezorgd dat ook de Vlaamse kinderen, net als de jonge Ed uit het onderzoek hierboven, vandaag in een heel andere speelcontext moeten opgroeien dan alle generaties voor hen.
Vrij, ongesuperviseerd spel in een natuurlijke omgeving biedt kinderen nochtans ontzettend veel leer- en ontwikkelingskansen. Ze gaan er op verkenning, waarbij hun fantasie voortdurend wordt geprikkeld. Ze ontdekken er het onbekende, wat hen bij het eerste contact soms wat angst inboezemt, maar die angsten leren ze plaatsen en overwinnen. Ze zijn constant in beweging, wat hun motoriek en fysieke conditie ten goede komt. Ze leren risico’s herkennen, inschatten en ermee omgaan. Hun spel is sociaal en wat daarbij opvalt, is dat er bij natuurspel veel minder agressie voorkomt dan wanneer kinderen in hardere omgevingen spelen. Het contact met de natuur is een ware boost voor hun immuunsysteem. En ze raken op een heel natuurlijke wijze heel veel energie kwijt waar ze zich – zittend in de klas of thuis voor een schermpje – vaak geen raad mee weten. Bovendien ontwikkelen kinderen die opgroeien met voldoende natuurcontact een band met die natuur, die ertoe leidt dat ze er vaak levenslang een nauwe connectie mee zullen onderhouden.
We hebben er dus alle belang bij om onze kinderen die natuurlijke speelkansen te blijven bieden. En er is hoop, zeker wel. Want nog een andere Britse onderzoeker, Tim Gill – van wie ik trouwens schaamteloos de beginvragen van deze column gestolen heb, sorry Tim – doet al jaren onderzoek naar het spel van kinderen. En keer op keer komt hij tot dezelfde conclusie: vrij buitenspel, bij voorkeur in een natuurlijke omgeving, is nog altijd één van de favoriete bezigheden, ook van de huidige generatie van kinderen. Alleen moeten we opnieuw de voorwaarden scheppen waarin dat voor hen wordt mogelijk gemaakt.
En daar spelen de beheerders van het openbaar groen natuurlijk een ontzettend belangrijke rol. Het moet onze ambitie zijn om ervoor te zorgen dat alle kinderen in hun omgeving makkelijk bereikbaar speelgroen hebben, waar ze hun vriendjes kunnen treffen en zich ten volle kunnen uitleven.
Dus houd die 8-jaar jonge versie van jezelf en je favoriete speelplek uit die tijd toch maar goed in gedachten, en denk na over hoe je met het openbare groen dat je beheert, ook aan de 8-jarigen van vandaag gelijkaardige speelkansen kan bieden. Ze zijn die denkoefening meer dan waard.
– door Bert De Somviele