Updates
Bosrevue

Verslag excursie Pro Silva in het Zoniënwoud

Op 9 november 2021 organiseerde BOS+ een excursie voor iedereen die geïnteresseerd is in de duurzame bosbeheerstrategieën van Pro Silva. Er was een divers publiek aanwezig op deze uitgewezen kans om te ontdekken/ervaren hoe de Pro Silva principes in onze bossen worden toegepast. Gaande van medewerkers van bosgroepen, privé bosbeheerders en boswachters tot boomverzorgers, een studiebureau en enkele ijverige studenten, allen stonden ze te popelen om bij te leren van beheerder Frederik Vaes. Hij nam ons op sleeptouw doorheen het Brusselse deel van het Zoniënwoud. De dag werd niet alleen gekleurd door het mooie weer en het vallen van het blad, maar zeker ook door enkele interessante discussies over de keuzes in boomsoorten en de aanpak bij het hameren1 van bomen.

Over het Zoniënwoud

De geschiedenis van het Zoniënwoud in een notendop: dit 4400 hectare groot bos is gelegen in het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het is sinds 1980 geregionaliseerd, waardoor het beheer gebeurt door de drie gewesten, elk met een eigen beheersplan, wat uiteraard uitdagingen met zich meebrengt. In de laatste 20 jaar is de samenwerking tussen de gebieden toegenomen, waardoor de beheerplannen beter op elkaar zijn afgestemd en er uitgebreid overleg is over de gemeenschappelijke visie voor het Zoniënwoud. Voor de 1665 hectare die zich in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt, werd in 2019 een beheerplan van maar liefst 900 pagina’s samengesteld. Een andere ‘problematiek’ waar het Brusselse deel van het Zoniënwoud rekening mee moet houden in het beheer zijn de opgelegde restricties en regelgeving in en rond Natura 2000-gebied en UNESCO werelderfgoedzones. Het bosreservaat “Grippensdelle” maakt deel uit van een serieel erfgoed “Oude en primaire beukenbossen van de Karpaten en andere gebieden in Europa”.

Doel van Pro Silva

Pro Silva is een Europese beweging die sinds 1989 duurzaam bosbeheer promoot onder beheerders. Het doel van Pro Silva is het optimale behoud en gebruik van bosecosystemen, waarbij de ecologische, sociale en zeker ook de economische functie van het bos op een duurzame wijze worden vervuld. In Vlaanderen heeft de Pro Silva werking een tiental jaar stilgelegen, maar BOS+ wil hier nieuw leven inblazen. Deze excursie is de eerste van een reeks excursies die een nieuwe adem zullen geven aan Pro Silva Vlaanderen. Ben je geïnteresseerd om mee aan de kar van Pro Silva Vlaanderen te trekken, contacteer ons dan (zie onder).

Toepassing van Pro Silva principes in het Brusselse deel van het Zoniënwoud

Het toekomstbeeld dat Pro Silva voor ogen heeft in onze bossen is gericht op het creëren van stabiele en robuuste ecosystemen, die minder vatbaar zijn voor ziekten, plagen, stormen en tegelijkertijd de dynamische houtmarkt kunnen bijhouden. Dit type bos kan verwezenlijkt worden door in te zetten op een breed soortenpalet en het streven naar permanente bosbedekking. Het streven naar een stabiel bos sluit aan bij een ander belangrijk punt op de Pro Silva agenda, namelijk het behouden van het bosmicroklimaat.

In het verleden werd in het Zoniënwoud het tire-et-aire principe toegepast. Deze exploitatiemethode bestond uit grootschalige kaalkap waarbij enkele overstaanders dienst deden als zaadbomen voor de volgende generatie bomen. Dit verstoort het volledige bosecosysteem. Vandaag de dag wordt gestreefd naar continuïteit in het bos. Hieronder verstaat men “het in stand houden van het bosecosysteem en de bijbehorende natuurwaarden maar ook de bestaande kwaliteit en blijvende houtoogstmogelijkheden voor de volgende generaties”. Deze instandhouding vindt plaats door in te zetten op continue verjonging, dit wordt bekomen door het toepassen van plenterslag2.

Concreet worden in het beheer van Vaes de kaprijpe bomen individueel beoordeeld aan de hand van de vooropgestelde doeldiameter (80 cm voor beuk). Door enkel deze bomen te oogsten is de verjonging in het bestand een continu proces waarbij ook het aantal bomen per diameterklasse telkens doorschuift, met een continue aanvoer van dikke bomen per omloopperiode. Dit doelgericht beheer voor de oogst van individuele bomen geeft in de beukenbossen van het Zoniënwoud een gunstig effect op de vestiging van onder andere gewone esdoorn, haagbeuk, winterlinde, zoete kers, wintereik en beuk via natuurlijke verjonging of aanplant als voldoende zaadbomen ontbreken. Het bredere assortiment van boomsoorten en continue houtoogstmogelijkheden zorgen ook voor flexibiliteit in een steeds wijzigende houtmarkt.

Figuur 1: beukenopstand met verjonging (foto: Isaac Lievevrouw)

Om de overgang naar plenterslagbedrijf te kunnen maken, moet de komende 80 jaar het grondvlak3 afnemen van grosso modo 30 m² per hectare naar 20 m² per hectare. Dit in een omlooptijd van 8 jaar. Tijdens het kappen wordt steeds rekening gehouden met het risico dat het evenwicht binnen het bestand verstoord kan worden. Bij deze grondvlakdaling mag niet meer dan 25% van het grondvlak worden geoogst per rotatie. Omgerekend in de praktijk wil dit zeggen dat er maximum een zevental stammen per hectare worden geoogst. Indien teveel grondvlak wordt weggenomen, zou men een instabiele opstand creëren (met verbraming en andere ongewenste ondergroei zoals adelaarsvaren) wat niet strookt met de Pro Silva principes. Voor het behouden van een stabiel, duurzaam bosecosysteem dient men te streven naar een bosmicroklimaat dat ten alle tijden in gunstige staat van instandhouding verblijft.

Aan de hand van de marteloscoop4 worden de voornaamste principes voor elke hamering nog eens opgefrist. Het toepassen van plenterslag is niet ideaal indien gestreefd wordt naar een verjonging van lichtboomsoorten aangezien de bodem niet wordt blootgesteld aan grootschalige lichtinval, wat wel het geval is in groepenkap.. Het is in onze streken ook niet gegarandeerd dat de geschikte schaduwboomsoorten zich voldoende kunnen vestigen en doorgroeien.

Een aansluitend streefbeeld van Pro Silva is een gemengd bos met een hoog aandeel inheemse soorten. In het bezochte deel van het Zoniënwoud is het aandeel beuk momenteel 65%, de doelstelling is om binnen 10 jaar een reductie van 10% door te voeren. Deze doelstelling wordt onder meer bereikt door het oogsten van de beuken die de gewenste doeldiameter (80 cm) bereikt hebben. Wanneer bomen de doeldiameter voorbijschieten, wordt beslist om deze te laten staan en aan te duiden als habitatbomen. Om meer aan te sturen op een gemend bos worden tijdens de selectie van de toekomstbomen alle vitale bomen van een andere soort automatisch als toekomstboom aangeduid, de omstaande beuken worden gehamerd. Sinds 2016 wordt elke toekomstboom geïnventariseerd. Zo is over het volledige bosbestand geweten wat de exacte locatie van een individu is, maar ook het aantal toekomstbomen per hectare en hun soortsamenstelling zijn gekend. Het aantal toekomstbomen dat per hectare wordt geselecteerd is beperkt. Rond deze bomen wordt wel grondig vrijgesteld, waardoor toch een dynamisch beheer bekomen wordt, en het aandeel beuk ook afneemt.

In schril contrast met het doel van gemende bossen, staan de kathedraalbeukenbossen. Dit monotone beeld van één enkele boomsoort met een gering aantal zeer impressionante exemplaren vertoont door lichtgebrek ook geen struik- of kruidlaag. Deze bestanden worden behouden vanwege het cultuurhistorische belang van de beukenkathedraal, het vormt 20% van de beheerde bosoppervlakte.

Alle boomkappingen worden verricht met zo min mogelijk verstoringen. Dit via een netwerk van vaste ruimingspistes, rekening te houden met de meest ideale velrichting en indien nodig gebruikmakend van paarden of een lier om bodemcompactie te beperken tot de voorziene zones. Er wordt uiteraard ook grondig stilgestaan bij de mogelijkse moeilijkheden en gevolgen van de uitkap tijdens het hameren van bomen. Bij het kappen worden de kronen vaak in het bos achtergelaten, waardoor het aandeel dood hout in het bos toeneemt. Daarnaast heeft het achtergelaten hout nog een andere functie, de bezoekers meer op de paden houden.

Door in te zetten op een betere boomsoortenmening ondervindt ook de bodem voordelen. De bodemzuurtegraad staat momenteel op een pH waarde van 4. Om deze in de toekomst niet nog verder te laten verzuren, wordt getracht de strooiselkwaliteit te bevorderen door in te zetten op boomsoorten met een goed verteerbaar (rijk) strooisel. Zo wordt het slecht verteerbare strooisel van beuk vermengd met bladeren van andere soorten met een beter verteerbaar strooisel (zie ook Bosrevue 97a De donkere kant van het bos). Enkele opties zijn haagbeuk en esdoorn, die zich via natuurlijke verjonging kunnen vestigen. Daarnaast wordt geopteerd voor de aanplant van linde, aangezien hier geen zaadbomen van aanwezig zijn.

De nog steeds lopende discussie over het al dan niet te snel afschrijven van de beuk in het kader van de huidige klimaatveranderingen kwam ook op deze excursie ter sprake (zie ook Bosrevue 88a Schrijven we de beuk te snel af?). Vaes hoopt vooral dat de huidige kwaliteitsbeuken nog 30 jaar kunnen doorgroeien tot vitale exemplaren die hun doeldiameter bereiken, en dat het aandeel beuk na deze vellingen ook zal verminderen. Voor de toekomst van de beuk rekent Vaes op het aanleggen van een klimaat adaptief bos, waarmee hij door zijn dynamische beheer streeft naar een veerkrachtig bos. Zo hoopt hij dat de gevolgen van klimaatverandering gebufferd worden en de beuk het toch uithoudt op zijn huidige standplaats. Aan de hand van het gevoerde dynamische beheer wil hij een weerbaar bos creëren, ten voordele van alle aanwezige boomsoorten.

Geïnteresseerd om mee aan de kar van Pro Silva Vlaanderen te trekken, contacteer Bert Peeters (bert.peeters@bosplus.be) of Isaac Lievevrouw (isaac.lievevrouw@bosplus.be).

Links:

https://www.prosilva.org/close-to-nature-forestry/pro-silva-principles/

https://leefmilieu.brussels/themas/groene-ruimten-en-biodiversiteit/acties-van-het-gewest/beheerplan-voor-het-zonienwoud

 

Vaktermen

1: hameren: het aanduiden van bomen die gekapt moeten worden bij een dunning, synoniem voor blessen of schalmen

2: plenterslag: een beheersysteem dat gekenmerkt wordt door periodieke velling van individuele bomen in alle diameterklassen en verspreid over de hele opstand, met de bedoeling een continue natuurlijke verjonging te laten plaatsvinden. In plenterslag wordt er naar gestreefd dat de verdeling van het aantal bomen per diameterklasse vooropgestelde stamtal-diameter curves volgt. Als deze curves losgelaten worden, spreekt men van ongelijkvormig hooghout. Beiden zijn uitkapsystemen.

3: grondvlak: de totale oppervlakte van alle stamdoorsneden per hectare

4: marteloscoop: een oefenopstand waarin het aanduiden van dunningen geoefend kan worden

Gelieve als volgt te citeren:

Aurélie Vandenbussche (2021) Verslag excursie Pro Silva in het Zoniënwoud. Bosrevue 98a.

coverfoto: Isaac Lievevrouw

ISSN 2565-6953 – Bosrevue 98a

  • referenties

    Den Ouden, J., Muys, B., Mohren, G.M.J., Verheyen, K., 2010. Bosecologie en bosbeheer. Uitgeverij Acco. 674 p

Terug

Mengen van boomsoorten verhoogt weerbaarheid van jonge bossen tegen droogte

QGIS tip: stroom digitaliseren

Lees alle bosrevue artikels