Met dit project willen we het leefgebied voor verschillende vleermuissoorten optimaliseren door landschappelijke verbindingen te versterken (gebaseerd op een grondige landschapsanalyse) en overwinteringsplaatsen te herstellen en in te richten.
In het werkingsgebied komen heel wat vleermuissoorten voor. Binnen dit project kiezen we ervoor om te focussen op de meest veeleisende soorten wat landschap betreft: de gewone grootoorvleermuis, de franjestaart, watervleermuis, ingekorven vleermuis, meervleermuis, gewone baardvleermuis en Brandts vleermuis.
Vleermuizen gebruiken houtkanten als oriëntatiepunten (of beter: -lijnen) in het landschap. Gezien hun lineaire vorm zijn dit handige structuren bij het gebruik van echolocatie. Houtkanten bieden ook veiligheid tegen predatoren. Een betere connectiviteit van het landschap stelt bestaande vleermuispopulaties daarom vlotter in staat om nieuwe habitats te bereiken. De boomkruinen bieden ideale foerageerplaatsen, met een ruim aanbod aan insecten zoals nachtvlinders, muggen en kevers, en heel wat boom- en struiksoorten bieden ook zaden, vruchten en stuifmeel als aanvulling op het insectendieet van een aantal vleermuissoorten. Oudere bomen hebben vaak een variatie aan microhabitats, zoals losse schors, ingerotte taklidtekens, spechtengaten… die ideale dagrustplaatsen bieden voor vleermuizen.
Alle vleermuissoorten zijn intussen beschermd in de Europese Unie. Ze worden gezien als belangrijke bioindicatoren gezien ze gevoelig zijn aan habitatdegradatie. Een verandering in hun voorkomen weerspiegelt dan ook veranderingen in het voorkomen van andere soorten. Binnen dit project nemen we vleermuizen daarom als ‘ambassadeurs van het landschap’, maar evengoed zullen de maatregelen die we voorstellen positief zijn voor tal van andere diersoorten.
Via een grondige landschapsanalyse door gebruik van GIS, gecombineerd met de huidige verspreidingskaarten van de doelsoorten, onderzoeken we waar er momenteel te weinig verbindingen zijn in het landschap. Voor de doelsoorten bekijken we welke afstanden er maximaal mogen zitten tussen hun ‘stepping stones’ (i.e. ‘stapstenen’: locaties waar de soort zich sprongsgewijs verder kan verspreiden tussen een of meer gebieden). Met deze info gaan we aan de slag om de ‘gaten’ in het landschap op te sporen. Op deze locaties zouden idealiter nieuwe houtkanten aangeplant worden om het landschap beter overbrugbaar te maken voor vleermuizen.
Gezien de aanwezigheid van enkele belangrijke bosgebieden, vele kasteeldomeinen, tussenliggende verbindende valleigebieden, biedt de regio unieke kansen voor vleermuizen. Toch zijn er in het projectgebied nog kennislancunes over de aanwezigheid van verschillende vleermuissoorten. In het westen van de Brabantse Kouters was tot nu toe duidelijk minder ingezet op vleermuizeninventarisatie. Daar brengen we binnen dit project verandering in.
Op basis van het resultaat van de landschapsanalyse kunnen ‘missing links’ in het vleermuizenlandschap aangeduid worden in de Brabantse Kouters. De beste mogelijkheden worden op het terrein geselecteerd om het huidige groene netwerk te versterken met nieuwe aanplantingen. Eigenaars en landbouwers van deze terreinen worden gecontacteerd en ondersteund om aanplantingen te doen.
Binnen dit project richten we ook twee winterverblijven in om beter aan de eisen van de aanwezige soorten te kunnen voldoen – een bunker in Zellik en een oude schuur in Zemst. We zetten in op het verbinden van deze verblijfplaatsen met vleermuisroutes in de omgeving.