Updates
Nieuws

Sterk kader voor ondersteuning van landen met tropisch bos nodig om van de Europese Ontbossingswet een succes te maken

© Unsplash - Ricardo Arce

De klimaatcrisis valt niet los te koppelen van ontbossing. Beide crises zorgen ervoor dat we planetaire grenzen overschrijden en versterken elkaar. Gezonde bossen houden en halen broeikasgassen uit de atmosfeer, maar verzwakken zelf door stijgende temperaturen, hittegolven en droogte. In combinatie met ontbossing, overexploitatie en – door de mens veroorzaakte – bosbranden, heeft klimaatverandering ervoor gezorgd dat het Amazonewoud op een kantelpunt staat: nog net iets meer bos dat plaats moet maken voor landbouwgrond en het woud kan worden gedoemd om te veranderen in een veel droger ecosysteem.  

Dat zou ook een echt klimaat-kantelpunt zijn: in het woud zit zoveel CO2 opgeslagen, dat het afsterven van veel vegetatie tot een aanzienlijke hoeveelheid extra opwarming zou leiden. De gevolgen van de klimaatcrisis zijn wereldwijd, maar wanneer er wordt ontbost of bos degradeert, dan zijn er ook lokaal directe gevolgen. Bossen staan in voor waterregulering, beschermen tegen hitte en droogte en zijn voor enorm veel mensen een belangrijke inkomensbron.

Uitbesteden van onze impact 

Een groot deel van de wereldwijde ontbossing vindt plaats om aan onze honger naar vlees, chocolade, palmolie, rubber en andere producten te stillen. De Europese Unie is goed voor 16% van de wereldwijde geïmporteerde ontbossing: producten die elders ontbossing hebben veroorzaakt, die bij ons op de markt terechtkomen. De schattingen voor ons land lopen uiteen, maar zijn niet min: Belgische consumptie zou jaarlijks gelinkt zijn aan een oppervlakte ontbossing ter grootte van het Brussels gewest. Door Vlaamse consumptie en export zou naar schatting elke vijf jaar een oppervlakte ter grootte van de volledige Vlaamse bosoppervlakte verdwijnen in de (sub)tropen.  

Onze economie neemt enorm veel ruimte in buiten onze landsgrenzen en dat vertaalt zich in enorme druk op biodiversiteit in tropisch bos en andere ecosystemen. Dat is op zich al niet bepaald rechtvaardig. Bovendien importeren we ontbossende producten vooral in de vorm van grondstoffen: niet-geroosterde cacao- of koffiebonen, soja als bron van veevoer, palmolie als ingrediënt voor een enorm gamma aan producten, van tandpasta tot koekjes. Verwerking tot afgewerkte producten gebeurt dan bij ons. Zo komt ook de toegevoegde waarde voornamelijk terug in onze economie terecht, terwijl de gebieden waar al die grondstoffen vandaan komen vooral met de gevolgen blijven zitten.  

Ontbossing is in grote mate ook een economisch probleem. De reden waarom bossen verdwijnen, is omdat landbouw voor heel veel mensen het enige alternatief is om aan een inkomen te raken. Lage- en middeninkomenslanden beschikken ook over minder middelen voor handhaving van bosbescherming en breder, een holistisch beleid dat bosbescherming koppelt aan armoedevermindering. 

Naar een rechtvaardig wettelijk kader  

Vanuit het besef van de grote hoeveelheden ontbossing die de Europese economie elders veroorzaakt, werd een wet opgesteld om daar iets aan te doen. Bedrijven zullen vanaf 2025 voor een reeks producten met een groot ontbossingsrisico moeten kunnen aantonen dat het geen ontbossing heeft veroorzaakt, vooraleer ze het op de Europese markt kunnen brengen. In belangrijke mate dankzij de inspanningen van een coalitie ngo’s over heel de EU en de steun van honderdduizenden burgers, is de zogenaamde EU Deforestation Regulation (EUDR) een behoorlijk sterke wet geworden. Een belangrijke deeloplossing. 

De wettekst vermeldt ook dat de EU de verantwoordelijkheid heeft om de landen waaruit die grondstoffen worden geëxporteerd, ondersteuning moeten krijgen. Zeer terecht, want de export van die producten waar wij al decennia of zelfs eeuwen naar vragen, is vaak een belangrijk deel van hun economie. Een aanzienlijk deel ervan wordt ook verbouwd door boerenfamilies op kleine schaal, op de rand van of onder de armoedegrens. Door onze markt af te sluiten van bepaalde producten, riskeren zij inkomensverlies.  

De wet impliceert ook dat bedrijven extra inspanningen zullen moeten leveren om de oorsprong van producten te achterhalen en te verzekeren dat die geen ontbossing veroorzaken. Wat absoluut moet worden vermeden, is dat die bijkomende kosten worden verhaald op kleinschalige landbouwers.  

Om geïmporteerde ontbossing echt te stoppen, is het essentieel dat dit kader voor ondersteuning heel solide en met voldoende ambitie wordt uitgebouwd. Dat wil ook zeggen: met voldoende rechtstreekse financiële ondersteuning. Via ontwikkelingssamenwerking en andere kanalen en mechanismen. Aan landen met tropisch bos, zodat ze dat nodige holistische beleid kunnen voeren, in het kader van gelijk- en volwaardige partnerschappen. Maar ook aan de kleinschalige boeren, landbouwcoöperatieven en inheemse gemeenschappen, zonder wie al die producten er niet zouden zijn. Hier bij ons moeten we verder blijven zoeken naar manieren om ervoor te zorgen dat kosten voor duurzaamheidsinspanningen eerlijk worden verdeeld en verzekeren dat partnerschappen tussen alle actoren in waardeketens gelinkt aan ontbossing, hun duurzaamheidsbeloftes effectief waarmaken.   

Nog redelijk wat werk voor de boeg dus, maar noodzakelijk. En met de EUDR vertrekken we in elk geval van een stevige basis. 
 

Lees meer over onze verwachtingen voor de Europese ontbossingswet en Internationale solidariteit in ons verkiezingsmemorandum. 

Terug

‘Één lesdag in de buitenlucht maakt de lente niet’

Braziliaanse bossen gekapt voor kleren van Zara en H&M

Lees meer artikels